In artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is het volgende vermeld:
‘Bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische, psychische of psychosociale problemen en die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.’
Een regeling met betrekking tot een Tegemoetkoming in de meerkosten van zorg is door het college uitgewerkt in artikel 22 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015 (hierna: de Verordening) en artikel 10b van de Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de Regeling).
In artikel 4 van de Verordening is vermeld dat het college (1) nadere regels en (2) beleidsregels kan vaststellen ter uitvoering van de Verordening.
‘Nadere regels’ zijn algemeen verbindende voorschriften ter uitwerking van onderdelen van – in dit geval – de Verordening. In de Regeling maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015 heeft het college ten aanzien van de Tegemoetkoming meerkosten zorg in artikel 10b nadere regels neergelegd over de uitvoering van artikel 22 van de Verordening.
In ‘beleidsregels’ wordt aangegeven hoe een bestuursorgaan – in casu – het college omgaat met een bepaalde bevoegdheid. Beleidsregels kunnen geen nieuwe bevoegdheden scheppen. In deze ‘Beleidsregels Tegemoetkoming meerkosten zorg Rotterdam 2015’ geeft het college ten aanzien van een aantal aspecten aan hoe hij omgaat met zijn bevoegdheid om een Tegemoetkoming meerkosten zorg te verstrekken
Gelet op het specifieke karakter van de Tegemoetkoming meerkosten zorg, is ervoor gekozen om deze beleidsregels niet op te nemen in de ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015’, maar hiervoor een apart document vast te stellen.
Beleidsregels en de afwijkingsbevoegdheid van het college
In artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht is vermeld dat:
‘Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.’
Kort gezegd houdt dit in dat het college mag afwijken van zijn beleidsregels.
Afwijken mag als het uitvoeren van de beleidsregels onevenredige nadelige (of voordelige) gevolgen zou hebben voor de aanvrager (of andere belanghebbenden). Het gaat om onevenredige gevolgen in verhouding tot het doel van de beleidsregels.
Deze bevoegdheid om af te wijken van beleidsregels behoeft niet opgenomen te worden in deze beleidsregels zelf. Dit is niet nodig omdat deze bevoegdheid expliciet uit de wet volgt (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht).
Artikelsgewijze toelichting
In artikel 1 zijn enkele begrippen die worden gebruikt in deze beleidsregels gedefinieerd. Het gaat in enkele gevallen om begrippen die (ook) in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en / of de Verordening (op dezelfde wijze) zijn gedefinieerd.
In artikel 3 is vermeld hoe het college bepaalt of een aanvraag tijdig is ingediend en wanneer een aanvraag door de bijdrageplichtige ouder moet zijn ingediend. Voorts is aangegeven op welke wijze het inwonerschap van Rotterdam zich verhoudt tot het recht op een tegemoetkoming. De belangrijkste onderdelen van artikel 3 worden hieronder besproken.
• Indieningstermijn (leden 1, 2 en 3)
Lid 1: in artikel 45, zesde lid van de Verordening is vermeld dat een aanvraag die in 2015 wordt gedaan, uiterlijk 30 november 2015 moet zijn ingediend. In deze beleidsregels is toegelicht wat hiermee precies wordt bedoeld.
De aanvraag moet uiterlijk op 30 november 2015 zijn gepost. Dit blijkt uit de datumstempel op de enveloppe. De geposte brief moet uiterlijk op 4 december 2015 in het bezit zijn van het college. Als niet aan beide voorwaarden is voldaan, dan is de aanvraag te laat en wordt hij niet in behandeling genomen.
Lid 2: voor een aanvraag die wordt gedaan in 2016 en die betrekking heeft op de meerkosten zorg die zijn gemaakt in 2015, geldt het volgende.
De aanvraag moet uiterlijk op 30 juni 2016 zijn gepost. Dit blijkt uit de datumstempel op de enveloppe. De geposte brief moet uiterlijk op 6 juli 2016 in het bezit zijn van het college. Als niet aan beide voorwaarden is voldaan, dan is de aanvraag te laat en wordt hij niet in behandeling genomen.
Lid 3: in artikel 10b, zesde lid, onder a van de Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015 is aangegeven dat aanvragen die zijn ingediend voor 1 oktober 2015, door het college worden afgehandeld voor 1 januari 2016. Dit betekent ten aanzien van de indieningstermijn het volgende: als een aanvraag op uiterlijk 30 september 2015 ter post is bezorgd en uiterlijk op 6 oktober 2015 door het college is ontvangen, dan ontvangt de aanvrager nog voor 1 januari 2016 een beschikking van het college. Voorwaarde is bovendien, dat de aanvraag compleet is. Als een aanvrager een hersteltermijn is geboden om zijn aanvraag aan te vullen en de complete aanvraag wordt hierdoor pas na 1 oktober 2015 ingediend, dan betekent dit dat op de aanvraag pas later dan 1 januari 2016 kan worden beschikt.
• Rotterdammer op datum aanvraag (lid 4)
Om voor een Tegemoetkoming meerkosten zorg in aanmerking te komen, moet de aanvrager bij de gemeente zijn ingeschreven als inwoner van Rotterdam. Dit moet blijken uit de Basisregistratie Personen (BPR) Als peildatum is gekozen voor de datum die is gestempeld op de enveloppe van de aanvraag.
• Aanvraag Tegemoetkoming meerkosten zorg kind (leden 5 en 6)
In het vijfde en zesde lid van artikel 3 wordt bepaald dat een aanvraag door de bijdrageplichtige ouder moet worden ingediend in het geval van meerkosten zorg voor een kind dat:
a. in het refertejaar nog geen 18 jaar oud is (peildatum: 31 december refertejaar), of
b. in het refertejaar 18 jaar oud is geworden (peildatum: 31 december refertejaar).
• Ouder als aanvrager: Rotterdammer op datum aanvraag (lid 7)
Een ouder die de Tegemoetkoming meerkosten zorg aanvraagt voor meerkosten die zijn besteed aan een kind (zie (toelichting) leden 5 en 6), moet op de indieningsdatum van de aanvraag in Rotterdam wonen (net als in het geval het om een persoon gaat die een tegemoetkoming voor zichzelf aanvraagt). Het inwonerschap moet blijken uit de Basisregistratie Personen (BPR). De genoemde indieningsdatum wordt afgeleid uit de datumstempel op de enveloppe. Het criterium is het inwonerschap van de ouder, niet van het kind.
Ter uitwerking van artikel 22, tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015, is in artikel 4 een uitwerking opgenomen van de categorieën aanvragers en de hieraan gekoppelde inkomensgrenzen die worden gehanteerd bij de beoordeling van de aanvragen. Er wordt uitgegaan van twee categorieën, te weten (1) alleenstaanden met of zonder kinderen en (2) gehuwden of samenwonenden met of zonder kinderen.
Lid 1: uitgangspunt is, dat de Tegemoetkoming meerkosten zorg wordt uitgekeerd op de bankrekening op naam van aanvrager. Dit kan ook een en/of rekening zijn, waarbij aanvrager één van de rekeninghouders is of een zogenaamde BNG-pas, die bijvoorbeeld gebruikt wordt voor personen zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Ook betaalbaarstelling op een speciaal voor de aanvrager geopende bankrekening door een curator of bewindvoerder is mogelijk.
In ieder geval wordt niet geaccepteerd dat de tegemoetkoming wordt uitgekeerd op de bankrekening van een stichting of andere rechtspersoon die namens burgers aanvragen voor een Tegemoetkoming meerkosten zorg indient. Dit zou immers een risico met zich meebrengen dat er misbruik wordt gemaakt en de tegemoetkoming uiteindelijk niet ten goede komt aan degene die er recht op heeft.
• Geen bewijsstuk bankrekening (lid 2 en 3)
Lid 2 en lid 3: de aanvrager wordt gevraagd een kopie van een bankafschrift of kopie bankpas mee te sturen met de aanvraag, zodat het college kan toetsen of de aanvrager zich niet heeft vergist met het vermelden van het bankrekeningnummer op het aanvraagformulier.
Om te voorkomen dat iedere aanvraag waar een dergelijke kopie ontbreekt moet worden teruggestuurd, wordt een aanvraag zonder een kopie geaccepteerd, mits het bankrekeningnummer op het aanvraagformulier is vermeld.
Fouten in de vermelding van het bankrekeningnummer komen in dat geval echter voor risico van aanvrager.
De situatie kan zich voordoen dat een aanvrager overlijdt voordat het college heeft beschikt op de aanvraag en heeft uitbetaald. Als de aanvraag is gehonoreerd, wordt in een dergelijk geval de uitbetaling gedaan aan degene die gerechtigd is de nalatenschap te beheren. Dit moet blijken uit een verklaring van erfrecht. Deze verklaring moet zijn verzonden uiterlijk vier weken na de datum die is vermeld op het besluit op de aanvraag.
De dag nadat zij bekend zijn gemaakt in het Gemeenteblad treden deze beleidsregels in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2015.