33 286 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 27 juni 2012

De algemene commissie voor Immigratie en Asiel, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

1.

Algemeen

1

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben hierover nog een aantal vragen.

Het is deze leden niet geheel duidelijk wat de aanleiding van dit wetsvoorstel is. In de Memorie van Toelichting staat namelijk dat de sanctie voor het nalaten van de verplichtingen gesteld in artikel 8.12 en artikel 8.13, vierde lid, Vreemdelingenbesluit 2000, bestaat uit hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie. Vervolgens wordt verwezen naar jurisprudentie die stopt bij 16 maart 2000. Zijn er meer recente uitspraken? Betekent dit dat de Nederlandse Vreemdelingenwet al die tijd niet conform Europese jurisprudentie is geweest? Kan de regering dit nader toelichten?

Tevens vragen deze leden waarom er in de praktijk geen hechtenis is opgelegd voor het niet nakomen van de verplichtingen.

Daarnaast vragen zij of de regering kan toelichten wat de wet- en regelgeving is bij de andere EU-lidstaten. Zijn er andere EU-lidstaten die nog wel hechtenis kennen? Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een overzicht van de diverse sancties die de EU-lidstaten hebben ten aanzien van het niet nakomen van deze verplichtingen.

Deelt de regering de mening van de leden van de VVD-fractie dat, voor een effectief en selectief immigratiebeleid, handhaving van groot belang is en dat in Europees verband erop moet worden aangedrongen deze richtlijn aan te passen? Deelt de regering de mening van de leden van de VVD-fractie dat ook onverkort moet worden ingezet op wijziging van de richtlijn 2003/86 (richtlijn inzake gezinshereniging)? Hierbij doelen de leden van de VVD-fractie op: verhoging van de leeftijdseis voor de partner naar 24 jaar, toelating van maximaal een partner in de tien jaar, verhoging van de inkomenseis naar tenminste 120% van het minimumloon, invoering van een borgsom, invoering van een toets waaruit blijkt of de band met Nederland groter is dan de band met andere landen, uitsluiting van de mogelijkheid gezinsleden toe te laten van personen die veroordeeld zijn wegens bepaalde geweldsdelicten en, met het oog op het belang van kwalificatie, ten behoeve van participatie en integratie, moet worden ingezet op het opnemen van de mogelijkheid opleidingseisen te stellen aan gezinsmigranten.

Tevens vragen de leden van de VVD-fractie of het wetsvoorstel financiële gevolgen heeft voor de Rijksbegroting, en zo ja, welke.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat het standaard opleggen van hechtenis in het geval van illegaal verblijf averechts werkt en disproportioneel is. Deze leden vinden eveneens dat uitspraken van de Europese rechter gerespecteerd dienen te worden, en ondersteunen daarom deze wijziging om het nalaten van het inschrijven in de vreemdelingenadministratie door een EU-burger, of het aanvragen van een verblijfskaart door een familielid van een EU-burger, niet langer te sanctioneren met een mogelijke gevangenisstraf.

Deze leden vragen of de regering kan toelichten wat de reden is dat op dit moment tot deze wijziging is besloten, nu de jurisprudentie waarop deze is gebaseerd dateert van 12 jaar geleden. Waarom is niet eerder tot wijziging overgegaan?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat nu wordt volstaan met een geldboete van de tweede categorie. Kan de regering toelichten hoe hoog de maximale geldboete is, danwel wordt, voor het nalaten van deze verplichtingen?

Daarnaast vragen deze leden of de regering kan toelichten hoe vaak in dit soort situaties (het niet nakomen van deze verplichtingen) daadwerkelijk is overgegaan tot het opleggen van hechtenis. Indien niet wordt overgegaan tot het opleggen van hechtenis, wordt dan wel standaard een geldboete opgelegd? Zo ja, wat is daarvan de hoogte?

Tevens vragen deze leden hoe deze wijziging, om EU-burgers en familieleden uit derde landen niet langer te sanctioneren met hechtenis, zich verhoudt tot het beginsel van rechtsgelijkheid. Acht de regering het in dit kader juridisch houdbaar om de eigen onderdanen voor het niet nakomen van inschrijfverplichtingen wel hechtenis op te leggen, terwijl niet-onderdanen daarmee niet worden bedreigd? Wat is de rechtvaardiging van dit onderscheid? Ziet de regering de noodzaak om die dreiging van hechtenis voor de eigen onderdanen eveneens te schrappen?

Ook vragen deze leden of de regering kan toelichten waarom, en op welke wijze, het specifiek opleggen van hechtenis, vanwege het nalaten van de beide verplichtingen, een inbreuk vormt op het vrije verkeer van EU-burgers. Waarom geldt dit niet voor het stellen van de verplichtingen op zichzelf, of voor het opleggen van een geldboete in het geval van nalaten?

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze, na deze wijziging in het wetsvoorstel, gewaarborgd blijft dat de verplichtingen wel worden nagekomen. Kan de regering toelichten of andere lidstaten van de EU eveneens geen mogelijke hechtenis opleggen vanwege het nalaten van deze verplichtingen?

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zoals bekend kunnen de leden van de PVV-fractie zich niet verenigen met EU-bemoeienis met het Nederlandse toelatingsbeleid. Naar aanleiding van het wetsvoorstel hebben de leden van de PVV-fractie de volgende vragen.

EU-, EER- en Zwitserse burgers die langer dan drie maanden in Nederland verblijven dienen zich in te schrijven in de vreemdelingenadministratie. Hun familieleden (uit derde landen) dienen een verblijfskaart aan te vragen bij een verblijf van meer dan drie maanden. In de Memorie van Toelichting staat dat, blijkens jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU, een gevangenisstraf als sanctie voor het niet nakomen van de genoemde inschrijvingsplicht en verplichting een verblijfskaart aan te vragen in het geheel niet is toegestaan, ongeacht de vraag of een dergelijke sanctie is toegestaan voor soortgelijke overtredingen door eigen onderdanen. De leden van de PVV-fractie vragen of een overzicht kan worden gegeven van de, in de diverse betreffende uitspraken gegeven, redenen om tot dit oordeel te komen. Handelen in strijd met de onderhavige verplichtingen zou na implementatie uitsluitend nog gestraft kunnen worden met een geldboete van de tweede categorie. Hoe hoog zal de genoemde boete in de praktijk zijn en wat gebeurt er wanneer de boete niet betaald wordt, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en kunnen hiermee instemmen. Zij hebben echter nog wel een aantal vragen en opmerkingen.

Deze leden vragen hoe de boete, die op grond van art. 108 lid 5 VW is opgelegd, wordt afgedwongen, indien de € 3 900 niet door de vreemdelingen betaald kan en/of zal worden? Zij merken daarbij op dat vervangende hechtenis immers ook een onevenredige belemmering zal vormen van het vrije verkeer van EU-burgers.

In de Memorie van Toelichting staat dat de mogelijkheid van hechtenis nu reeds theoretisch is. Deze leden vragen in hoeverre de hechtenis genoemd in de leden 1 en 2 van art. 108 VW theoretisch is. Indien dit het geval is vragen de leden zich af waarom deze onderdelen dan niet worden aangepast. Mochten deze onderdelen niet worden aangepast, dan vragen de leden van de SP-fractie waarom in deze gevallen geen sprake is, of zal zijn, van een belemmering van het vrije verkeer van personen.

De voorzitter van de commissie, Kortenhoeven

De adjunct-griffier van de commissie, Dekker

Naar boven