31 714
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met verlening aan de notaris van bevoegdheden in verband met gemeenschappelijke verzoeken tot echtscheiding en tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 22 februari 2010

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag. Op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen ga ik gaarne als volgt in.

Inhoudsopgave Blz.

I. Algemeen 1

II. Artikelsgewijze toelichting 8

I. Algemeen

Met genoegen heb ik vastgesteld dat de leden van de CDA-fractie de gedachtegang die tot dit wetsvoorstel heeft geleid onderschrijven. De vragen die deze leden bij de artikelsgewijze toelichting hebben gesteld beantwoord ik op die plaats gaarne. Het is de leden van de PvdA-fractie nog niet duidelijk waarom de notarissen de bevoegdheid moeten krijgen om een echtscheidingsverzoek te kunnen doen en tevens te verschijnen voor de rechter als procesvertegenwoordiger. Deze leden is de noodzaak daarvan uit de toelichting niet gebleken, evenmin als het doel en het op te lossen probleem. Graag licht ik een en ander nog eens nader toe.

Ik stel voorop dat in strikte zin er geen noodzaak bestaat voor het voorstel, dat is mijnerzijds ook niet als argument aangevoerd. De huidige procedure werkt namelijk in de praktijk uitstekend, met name ook door de specialisatie in de advocatuur. En met de procedureregels is ook niets mis. Het wetsvoorstel is dan ook niet vanuit zulke, maar om geheel andere redenen ingegeven. Vastgesteld is namelijk dat de inschakeling van een advocaat in scheidingszaken niet altijd nodig is. Dit is met name het geval als het gaat om echtgenoten op wie niet de verplichting tot overlegging van een ouderschapsplan rust in verband met de aanwezigheid van minderjarige kinderen, en die feitelijk alleen de vermogensrechtelijke aspecten van hun te verbreken relatie moeten regelen. Zijn echtgenoten (hierna wordt kortheidshalve deze aanduiding gebruikt, daaronder zijn geregistreerde partners evenzeer begrepen) daarvoor bij de notaris geweest, dan is het niet zinvol om hen voor het aanhangig maken van de scheidingsprocedure nog eens te verplichten de gang naar de advocaat te maken. Dan ligt het alleszins voor de hand dat zij ook daarvoor de notaris meteen kunnen inschakelen. In die zin is er dus wel degelijk een doel en is er ook een op te lossen probleem: het gaat om niet meer of minder dan een eigenlijk nogal voor de hand liggende vereenvoudiging waarmee burgers op een passende, burgervriendelijke manier worden tegemoetgekomen; en dit in een aangelegenheid en een situatie waarin zij niet zelden nolens volens zijn beland, die hen niet met vreugde vervult en die zij dan ook zo snel mogelijk wensen af te sluiten. Hebben echtgenoten reeds een rechtshulpverlener ingeschakeld waarvan vaststaat dat deze de bij scheiding aan de orde zijnde werkzaamheden naar behoren kan verrichten, dan is het niet zinvol hen voor de indiening van het verzoek nog naar de advocaat te verwijzen.

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts of het denkbaar is dat andere juridische beroepsgroepen dezelfde bevoegdheden krijgen als de notarissen. Het is inderdaad een juiste constatering dat het kabinet door dit wetsvoorstel de uitwisseling van taken binnen de verschillende beroepsgroepen bevordert; het kabinet is evenwel niet voornemens de hier aan de orde zijnde bevoegdheden op het gebied van het scheidingsrecht aan nog weer anderen dan notarissen toe te kennen. Dit acht ik acceptabel omdat het immers deze beroepsgroep is, en niet ook nog een andere, tot wie personen die een scheiding beogen zich wenden in de situatie dat er in hoofdzaak vermogensrechtelijke aangelegenheden moeten worden geregeld.

Het voorstel verhoudt zich goed met de uitkomsten van het rapport «Duurzame en Toegankelijke Rechtshulp»: specialisatie werkt in de regel inderdaad kostenverlagend, maar niet uitgesloten is dat het opheffen van de exclusieve procesbevoegdheid van de advocaat dit resultaat evenzeer bewerkstelligt.

Zij die willen scheiden kunnen, indien hun inkomenspositie daartoe aanleiding geeft, in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand ook als het de notaris is die het verzoek tot echtscheiding indient en als procesvertegenwoordiger optreedt. Met betrekking tot de vraag hoe de tarieven worden vastgesteld merk ik op dat de Wet op de rechtsbijstand van toepassing is. Blijkens artikel 13 van die wet kan gefinancierde rechtsbijstand ook door notarissen worden verleend; voorwaarde is slechts dat met hen door de Raad voor Rechtsbijstand een overeenkomst tot dit doel is aangegaan. Uitgangspunt is dat de tarieven dezelfde zullen zijn als die voor de advocatuur.

Ondanks dat de scheidingsprocedure niet wordt gewijzigd en de notaris zich, net als een advocaat, moet verdiepen in het dossier, is besparing en daarmee dus minder kosten voor de burger die niet in aanmerking komt voor gesubsidieerde rechtsbijstand denkbaar, enerzijds door de marktwerking in het notariaat en anderzijds omdat door de inschakeling van de notaris de inzet van nog weer een andere rechtshulpverlener kan worden vermeden. Daarnaast zij bedacht de kosten met name zullen zitten in de onderhandelingen; als de notaris daarbij toch al was betrokken, kunnen deze lager uitvallen.

Met betrekking tot de discussie over tarieven van de notaris merk ik in meer algemene zin het volgende op. Over de hoogte van die tarieven heeft met de Tweede Kamer op 6 oktober 2009 een debat plaatsgevonden naar aanleiding van mondelinge vragen van het lid Gerkens. Uiteengezet is dat de tarieven in beginsel vrij zijn en dat de huidige economische omstandigheden geen aanleiding zijn om daarin verandering te brengen. Wel is toegezegd dat in 2010 een onderzoek wordt gestart naar de kwaliteit van de notariële dienstverlening in relatie tot de integriteit en de situatie in het notariaat als gevolg van de economische crisis (Handelingen II, vergadering van 6 oktober 2009, blz. 10-673-10-676). Dit onderzoek zal, zo kan ik nog meedelen, in 2010 ook worden afgerond.

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts of het klopt dat maar een zeer beperkt aantal mensen gebruik kunnen en zullen maken van de diensten van de notaris bij het indienen van hun echtscheidingsverzoek. Er zijn immers, zo merken deze leden op, beperkingen in het wetsvoorstel opgenomen. Het moet namelijk een gezamenlijk verzoek betreffen en er mogen geen minderjarige kinderen bij betrokken zijn. Het is moeilijk te zeggen om hoeveel verzoeken het zal gaan. Een zo hoog mogelijk aantal door notarissen in te dienen verzoeken is niet beoogd. Overigens zullen niet alleen die echtparen door de notaris hun scheidingsverzoek kunnen laten indienen die daaraan voorafgaand al bij de notaris zijn geweest: het wetsvoorstel gaat weliswaar ervan uit dat in zulke situaties de notaris zal worden ingeschakeld, de mogelijkheid van inschakeling van de notaris is daartoe niet beperkt.

Het kabinet acht het van belang dat de kwaliteit van de notaris als procesvertegenwoordiger wordt geborgd. Uit de zinsnede in de memorie van toelichting (blz. 2) «Ik ga ervan uit dat ook de notaris bekend is met aangelegenheden als het doen van verzoeken aan rechtbanken, procesreglementen e.d...» spreekt meen ik niet een grote mate van vrijblijvendheid; ik heb hiermee veeleer vertrouwen willen uitspreken in het optreden van de notaris. De procesbevoegdheid die in het wetsvoorstel aan de notaris wordt toegekend, is overigens wel bescheiden van omvang. Niet kan worden gezegd dat de diensten die de notaris als raadsman en procesvertegenwoordiger in scheidingszaken zou gaan verrichten niet dezelfde kwaliteit zouden kunnen hebben als advocaten thans leveren. Ik verwacht ook niet dat straks iedere notaris echtscheidingen zal behandelen. Daartoe zullen met name die notarissen overgaan die reeds thans zich afficheren als VMSN-notarissen en/of scheidingsbemiddeling en andere mediation-activiteiten op het terrein van de scheiding tot hun gewone bezigheden rekenen; notarissen dus die zich dit specialisme voldoende eigen hebben gemaakt. Het gaat ook om een bijzondere, en niet om een gebruikelijke notariële dienst; de notaris behoeft deze niet in zijn dienstenpakket te hebben, dit ook al omdat zij niet tot de normale deskundigheid van iedere notaris gerekend kan worden in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Verordening beroeps- en gedragsregels van de KNB; en ook niet behoeft te worden gerekend aangezien deze dienst ook bij advocaten betrokken kan worden. De werkzaamheden, bedoeld in artikel 2 Wet op het notarisambt, zijn alle werkzaamheden die uitsluitend aan de notaris zijn opgedragen. Er is een duidelijke, één op één relatie van ministerieplicht met domeinmonopolie («de ministerieplicht is de natuurlijke tegenhanger van het domeinmonopolie», aldus de Commissie evaluatie Wet op het notarisambt, in haar rapport «Het beste van twee werelden», blz. 47). Anders gezegd, en, naar mij van die zijde nog is verzekerd, ook in overeenstemming met het standpunt van de KNB: een ministerieplicht heeft de notaris als het gaat om de in het wetsvoorstel voorziene bevoegdheden niet.

Reeds thans stellen ook notarissen een echtscheidingsconvenant en een ouderschapsplan op. Zie daarvoor bij voorbeeld de bijdrage «Scheidingsbemiddeling: een vak apart, maar zo des notaris», over de activiteiten van notaris-scheidingsbemiddelaar van notaris Helma Leonhard-Strien Notariaatmagazine. februari 2009, nummer 2, Het eveneens in 2009 onder redactie van F. Schonewille uitgebrachte boek met de titel «Notaris en scheiding» (Maklu, Apeldoorn-Antwerpen) vormt ook al een illustratieve weerslag van de reeds thans actuele, substantiële betrokkenheid van notarissen bij het begeleiden en afwikkelen van scheidingsprocedures. Overigens zou het onjuist zijn om de processuele bevoegdheden die in het wetsvoorstel in het kader van het scheidingsprocesrecht voor de notaris zijn voorzien, uitsluitend toe te kennen aan zulke notarissen. Ook iedere advocaat, dus niet uitsluitend de advocaten die bij de vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingsbemiddelaars (vFAS) zijn aangesloten, is bevoegd alle processuele en adviesdiensten te verrichten die bij een scheiding aan de orde zijn. Met de leden van de PvdA-fractie kan ik mij wel vinden in de gedachte van de vFAS dat een zekere mate van kwaliteitsborging gewenst is. Kwaliteitsborging is evenwel in eerste instantie, en dient ook te blijven de eigen verantwoordelijkheid van de desbetreffende beroepsgroep. Er is geen goede grond om ter zake van de kwaliteitsborging een andere benadering te gaan volgen.

De vraag of het kabinet met de leden van de PvdA-fractie van mening is dat de notaris niet de aangewezen partij is om voor de rechter op te treden als partijvertegenwoordiging beantwoord ik ontkennend. Er behoeft niet te worden gevreesd dat onervarenheid van de notaris een grotere belasting zou leggen op de rechterlijke macht omdat deze groep niet gewend is te procederen. Ik merk op dat ook de notaris bekend is met aangelegenheden als het doen van verzoeken aan rechtbanken, en met procesreglementen, en zich in ieder geval die kennis tijdig zal kunnen verwerven. Bedacht zij dat bij de advocatuur de bevoegdheid om in scheidingszaken op te treden niet beperkt is tot advocaten die in familiezaken zijn gespecialiseerd. Of een advocaat of een notaris ook in familiezaken zijn diensten aanbiedt en dit verantwoord acht, is in de eerste plaats diens eigen verantwoordelijkheid. Een ministerieplicht geldt, als gezegd, in deze voor de notaris niet; ook dit zal dus aan diens onafhankelijkheid in deze niet behoeven af te doen. En niet minder gaat het hier ook om een verantwoordelijkheid van de desbetreffende beroepsorganisaties. Zij hebben immers volgens de desbetreffende wetten tot taak een goede beroepsuitoefening en een vakinhoudelijk gekwalificeerd zijn van haar leden te bevorderen. Dit betreft ook de waarborgen voor de onafhankelijkheid van de notaris in deze, met name indien de belangen van betrokken echtgenoten uiteen kunnen lopen. Ik vermeld in dit verband nog dat de KNB sinds 1999 cursussen organiseert om de vakinhoudelijke kennis op het gebied van onderwerpen betreffende de echtscheiding te bevorderen en sinds 2005 ook een basisopleiding op dit terrein aanbiedt. Dit betekent dat de notaris kan bewerkstelligen dat betrokkenen op basis van adequate voorlichting tot overeenstemming over de scheiding en haar gevolgen kunnen komen.

De notaris kan inderdaad meerdere taken hebben bij het afhandelen van een echtscheiding: de opstelling van huwelijkse voorwaarden, verdelen van de goederen, afhandelen van zaken rond het huis als een van de ex-partners er blijft wonen. Maar dit behoeft niet te betekenen dat de onafhankelijke en onpartijdige behandeling door de notaris van het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding in het gedrang kan komen. Of een advocaat of een notaris ook in familiezaken zijn diensten aanbiedt en dit verantwoord acht, is in de eerste plaats diens eigen verantwoordelijkheid. Het wetsvoorstel beperkt het optreden van de notaris tot gemeenschappelijk verzoeken tot echtscheiding waarbij geen kinderen zijn betrokken. De veronderstelling hierbij is dat echtelieden het over de hoofdzaken van de scheiding eens zijn. Bedacht zij dat de advocaat die bij een gemeenschappelijk verzoek tot scheiding betrokken is, eveneens de belangen van twee partijen behartigt. Indien die partijen voor de rechter staan dient de notaris hun belangen niet anders te behandelen dan de advocaat dit nu doet. Meerdere activiteiten van de notaris binnen één scheiding behoeven derhalve niet meer of anders tot problemen binnen de scheidingsprocedure te leiden dan het geval is indien de advocaat voor meer dan één echtgenoot optreedt.

De leden van de PvdA-fractie merken voorts op dat de Raad van State tevens bedenkingen heeft bij het feit dat de notaris een verzoek tot voorlopige voorziening kan doen. Deze leden vragen, onder verwijzing naar het Raad van State-advies op dit punt, hoe de notaris de belangen van beide personen kan behartigen als zij een verschil van mening hebben. Ik stel voorop dat het vragen van voorlopige voorzieningen reeds thans mogelijk is als het om gemeenschappelijke verzoeken tot echtscheiding gaat. Met de omstandigheid dat echtelieden bij gemeenschappelijk verzoek de scheiding aanhangig hebben gemaakt is dus niet onverenigbaar dat zij toch behoefte kunnen hebben aan een rechterlijke regeling terzake van aangelegenheden als het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning of de beschikbaarstelling van goederen die tot het dagelijks gebruik van een echtgenoot strekken. De notaris die hier zou optreden, komt daarbij niet voor andere problemen te staan dan thans de advocaat. Ook hier vertrouw ik dat het notariaat niet minder dan thans de advocatuur, in staat zal zijn de vereiste bijzondere aandacht te hebben voor mogelijk aan de orde zijnde specifieke belangen van één van de scheidende partijen.

Voor de leden van de SP-fractie is het de vraag of er een probleem is dat met het wetsvoorstel wordt opgelost, en zo ja, hoe groot dat probleem is, en of de huidige procedure niet goed werkt. Zoals ik hiervoor reeds heb aangegeven is er in strikte zin geen probleem dat om een oplossing vraagt, de huidige procedure werkt goed, het wetsvoorstel is vanuit andere redenen ingegeven. Vastgesteld is namelijk dat de inschakeling van een advocaat in scheidingszaken niet altijd nodig is en dit is met name het geval als het gaat om echtgenoten op wie niet de verplichting tot overlegging van een ouderschapsplan rust in verband met de aanwezigheid van minderjarige kinderen, en die feitelijk alleen de vermogensrechtelijke aspecten van hun te verbreken relatie moeten regelen. Zijn echtgenoten daarvoor bij de notaris geweest, dan is het niet zinvol om hen voor het aanhangig maken van de scheidingsprocedure nog eens te verplichten de gang naar de advocaat te maken. Dan ligt het alleszins voor de hand dat zij ook daarvoor de notaris kunnen inschakelen.

De echtscheidingsprocedure wordt met dit voorstel eenvoudiger in die zin dat betrokkenen die in staat zijn om hun scheiding bij gemeenschappelijk verzoek aanhangig te maken en voor de regeling van hun vermogensrechtelijke aangelegenheden bij de notaris langs zijn geweest, voor het verzoekschrift tot scheiding niet nog eens apart een advocaat moeten inschakelen. Dit zal de mensen die willen scheiden in tijd kunnen schelen; hoeveel dat is, valt in zijn algemeenheid niet te zeggen. De kosten kunnen voor betrokkenen wel lager uitvallen juist omdat niet apart nog eens een advocaat moet worden ingeschakeld.

Het wetsvoorstel is een verbetering voor die groep scheidenden die de hulp van de advocaat niet nodig hebben omdat zij de hulp die de advocaat hun kan geven op even goede wijze van een notaris kunnen krijgen. Hoe groot de groep mensen is die toch al naar de notaris moet en tijd en kosten bespaart wanneer er geen advocaat hoeft te worden ingeschakeld, is niet precies te zeggen. Een indicatie kan worden ontleend aan het cijfermateriaal dat op bladzijde 2 van de memorie van toelichting is vermeld: de laatste jaren vindt meer dan de helft van de scheidingen plaats op gemeenschappelijk verzoek, het aantal scheidingen waarbij geen kinderen betrokken zijn bedraagt iets minder dan de helft van het totaal aantal. Wanneer de woning gezamenlijk eigendom is en aan een van de partijen moet worden toegedeeld, zullen scheidenden bij de notaris zijn en daar kosten maken, maar het optreden en ook de deskundigheid van de notaris zijn tot dit onderwerp niet beperkt; de memorie van toelichting vermeldt op bladzijde 2 nog andere voorbeelden, zoals de levering van aandelen in een onderneming en de pensioenverevening.

Op geluiden uit de praktijk dat er risico’s zouden kleven aan het voorstel om ook notarissen bevoegd te maken een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding in te dienen omdat daarbij in mindere mate dan bij advocaten kennis van het proces-, alimentatie- en bewijsrecht en ervaring aanwezig zou zijn en dit schade toe kunnen toebrengen aan de belangen van cliënten, ben ik ingegaan in de memorie van toelichting, met name onder algemeen (blz. 2 overlopend naar 3), om tot de conclusie te komen dat er geen goede reden is de notaris van werkzaamheden in situaties als in het wetsvoorstel aan de orde nog langer uit te sluiten. Ik zie ook niet in dat, indien gaande de procedure een conflict ontstaat, een dergelijk conflict bij een advocaat per definitie in betere handen zou zijn dan bij een notaris. Zulks zal met name afhangen van de persoonlijke kwaliteiten en vaardigheden van de desbetreffende rechtshulpverlener.

De leden van de VVD-fractie constateren met juistheid dat de exclusieve procesbevoegdheid van de advocaat ten dele wordt losgelaten; en inderdaad is dit een verandering met principiële en materiële aspecten. De vragen die de leden van de VVD-fractie voorleggen beantwoord ik als volgt.

Het doet mij genoegen dat de leden van de VVD-fractie met de regering van mening zijn dat de voorgestelde bevoegdheidsverlening aan de notaris een voorziening is die aan de behoefte van burgers, die in verband met hun scheiding niets anders te regelen hebben dan de vermogensrechtelijke gevolgen ervan, op een passende, burgervriendelijke manier tegemoetkomt. Voor deze groep resulteert het voorliggend voorstel inderdaad in een vereenvoudiging en uiteraard is de notaris daarbij onderworpen aan de beroepsregels en kwaliteitseisen. Hiervoor, in antwoord op een vraag van de leden van de SP-fractie, ben ik reeds ingegaan op de vraag welke de omvang op jaarbasis is van de groep burgers die van de door het wetsvoorstel gerealiseerde vereenvoudiging gebruik zal maken: de groep «zonder kinderen» bedraagt iets minder dan de helft van de scheidingen op gemeenschappelijk verzoek. In 2007 bedroeg het aantal echtscheidingen 31 983, waarvan met minderjarige kinderen: 17 982. Het aantal gemeenschappelijke verzoeken vertoonde in 2007 een duidelijke stijging: 60,1%. Voor 2015 luidt de prognose van het CBS van het totaal aantal scheidingen: 28 500. Het ligt in de lijn der verwachtingen om aan te nemen dat het aandeel «zonder kinderen» niet zal afnemen.

Indien het gemeenschappelijk verzoekschrift van de echtgenoten door het verzoek om voorlopige voorzieningen of andere omstandigheden ineens niet meer zo gemeenschappelijk is, zal de notaris niet anders handelen dan thans de advocaat. De notaris zal er, niet anders dan thans reeds de advocaat, op bedacht moeten zijn dat zijn beroepsuitoefening er een is die de belangen van beide scheidenden, zonder onderscheid, kan dienen en zal, indien daarvan geen sprake meer kan zijn, zijn mandaat moeten teruggeven.

Blijkens artikel 13 van de Wet op de rechtsbijstand kan gefinancierde rechtsbijstand reeds thans ook door notarissen kan worden verleend. Wetswijziging is dus niet nodig, voorwaarde is slechts dat ook op het onderhavige gebied met hen door de Raad voor Rechtsbijstand een overeenkomst is aangegaan tot het verlenen van rechtsbijstand. De desbetreffende overeenkomst, gesloten door de Raad voor Rechtsbijstand met de individuele notaris op het rechtsgebied van de scheiding, dit in antwoord op een vraag van de leden van de VVD-fractie, is dus voorwaarde voor het kunnen verlenen van gefinancierde rechtsbijstand op de hier bedoelde terreinen van het scheidingsrecht. Zulke overeenkomsten bestaan nu nog niet, immers de notaris beschikt nu niet over de hier bedoelde processuele bevoegdheden. Zijn hiermee de aard van de in artikel 13 van de Wet op de rechtsbijstand en de partijen bij de genoemde overeenkomst duidelijk aangegeven, bij de andere regelingen, die binnen het notariaat aangepast moeten worden, wordt gedoeld op de verordeningen inzake de beroepsuitoefening, en waarin met name ook een garantie kan worden gevonden voor een goede en verantwoorde beroepsuitoefening. Het notariaat is zeker bereid zijn werkzaamheden te verrichten op basis van gefinancierde rechtsbijstand.

Het ligt voor de hand dat de desbetreffende notaris aan de burger zal aangeven dat hij al dan niet gerechtigd is om gefinancierde rechtsbijstand op het terrein van scheidingsverzoeken te verlenen. Evenzeer ligt het voor de hand dat inlichtingen aan de burger over de mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand en het al dan niet gelden van een overeenkomst met de desbetreffende notaris, door de Raad voor Rechtsbijstand zullen worden gegeven.

Onderhavig wetsvoorstel sluit goed aan bij het door de leden van de VVD-fractie aangehaalde advies «Van duur naar duurzaam» en de maatregelen zoals door de staatssecretaris van Justitie voorgesteld in haar brief aan uw Kamer van 24 oktober 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 753, nr. 1). Beide voorstellen zijn ingegeven vanuit de wens om gezamenlijke afwikkeling van de scheiding te stimuleren door de gang naar de rechter op gemeenschappelijk verzoek voor de burger te vereenvoudigen en goedkoper te maken. In onderhavig wetsvoorstel komt dit tot uitdrukking doordat de notaris die door echtgenoten is ingeschakeld om bepaalde vermogensrechtelijke aspecten van de scheiding te regelen ook bevoegd is de juridische afwikkeling te verzorgen.

Op de toegevoegde waarde van de voorgestelde bevoegdheid van de notaris in de praktijk ging ik hiervoor reeds in. Die bevoegdheid is in ieder geval van belang voor die burgers die met de inschakeling van de notaris kunnen volstaan. Ik deel dan ook niet de veronderstelling van de leden van de ChristenUnie-fractie dat de toegevoegde waarde gering is.

De introductie van de mogelijkheid tot rechtsbijstandverlening door de notaris betekent inderdaad ook dat de notaris de partijen tijdens de terechtzitting kan adviseren. In die zin is er geen verschil met hetgeen de advocaat in geval van gemeenschappelijke verzoeken reeds doet. Hetzelfde geldt als tijdens de terechtzitting blijkt dat er toch onduidelijkheid bestaat over de interpretatie van het gezamenlijke verzoek. Onder omstandigheden kan dit, evenals thans bij de advocaat het geval kan zijn, ertoe leiden dat de notaris die voor beide echtgenoten optreedt, zijn dienstverlening niet langer voortzet.

Dat de notaris in een gesprek met beide echtelieden zich ervan heeft vergewist dat betrokkenen hun afspraken en de eventuele risico’s daarvan goed overzien en dat deze ook naar behoren zijn geregeld, behoort tot de basisverplichtingen van de notaris en is een element van een goede beroepsuitoefening. Daarmee is op zich niet onverenigbaar dat betrokkenen willens en wetens instemmen met afspraken die een ongelijke verdeling behelzen. Inderdaad kunnen in de praktijk huwelijkse voorwaarden later toch ter discussie komen te staan. Als vervolgens onderzocht moet worden welke de intenties van partijen waren, kan de notaris als betrokkene inderdaad in een spagaat geraken. De vraag is evenwel of dit wezenlijk anders ligt indien het één advocaat is die beide partijen heeft geadviseerd, bij voorbeeld over de alimentatie en/of de verevening van het pensioen, en er later onduidelijkheid ontstaat omtrent de intenties van ieder der echtgenoten.

In de memorie van toelichting is aangegeven is dat de notaris niet kan volstaan met enkele vastlegging van door echtgenoten aangereikte uitgangspunten en de bespreking of die vastlegging correct was. De zorgplicht van de notaris gaat beslist verder dan dit: indien betrokkenen een bepaald ongelijke verdeling van de goederen overeenkomen, dan is dit op zich niet ontoelaatbaar maar het is dan wel de verantwoordelijkheid van de notaris erop toe te zien dat zulks op basis van informed consent gebeurt. De passage in de memorie van toelichting waaraan de leden van de ChristenUnie-fractie refereren staat los van dezerzijdse toezegging omtrent de koude uitsluiting. Met het onderzoek daaromtrent is inmiddels een aanvang gemaakt.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

In het wetsvoorstel wordt inderdaad niet gerefereerd aan de wijziging in wetsvoorstel 28 867 waarin wordt bepaald dat de gemeenschap van goederen ophoudt te bestaan bij de indiening van het verzoek tot echtscheiding. De vraag van de leden van de CDA-fractie of die bepaling op enigerlei wijze strijdig is met het onderhavige voorstel beantwoord ik ontkennend. Immers, juist voordat het verzoek tot scheiding wordt ingediend zal de notaris omtrent de wijze van afwikkeling van de huwelijks- of partnerschapsgemeenschap worden geconsulteerd en ingeschakeld; en juist als dit het geval is geweest en partijen tot de indiening van een gemeenschappelijk verzoek bereid zijn en er geen kinderen zijn met betrekking tot wie een ouderschapsplan moet worden opgesteld, ligt het in de rede dat de notaris ook het desbetreffende verzoek aan de rechter kan doen.

Met «afspraken die een bepaald ongelijke verdeling van de goederen van de huwelijks- of partnerschapsgemeenschap behelzen», is gedoeld op die afspraken waarbij beduidend meer dan de helft van de activa wordt toebedeeld aan een der echtgenoten. Een extremer voorbeeld is de zogenoemde koude uitsluiting; daarbij wordt elke gemeenschap van goederen uitgesloten.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven