30 118
Regels omtrent de invoering en financiering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede met betrekking tot de intrekking van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

nr. 11
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 27 juni 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel 1.4, onderdeel G, komt artikel 29b, eerste lid, te luiden als volgt:

1. De werknemer:

a. die onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,

b. die onmiddellijk voorafgaand aan zijn dienstbetrekking met een werkgever, niet zijnde een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening, een indicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van die wet had, of

c. van wie in een arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of van het tijdvak, bedoeld in artikel 3.2 of 3.3, negende lid, van die wet:

1°. minder dan 35% arbeidsongeschikt is,

2°. in de maand daaraan voorafgaand geen werkzaamheden voor de eigen of een andere werkgever danwel arbeid als zelfstandige heeft verricht,

3°. niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere arbeid bij de eigen werkgever, en

4°. binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een andere dan de werkgever tot wie hij tijdens die wachttijd of dat tijdvak in dienstbetrekking stond of voor wie hij tijdens die wachttijd of dat tijdvak werkzaamheden verrichtte, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na aanvang van de dienstbetrekking.

2

In het in artikel 1.5, onderdeel U, voorgestelde artikel 46a, derde lid, wordt na «eigenrisicodragen» ingevoegd: onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden,.

3

Het in artikel 1.5, onderdeel V, voorgestelde artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het eerste lid, onderdeel d,.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de werknemer van wie in een arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of van het tijdvak, bedoeld in artikel 3.2 of 3.3, negende lid, van die wet:

1°. minder dan 35% arbeidsongeschikt is,

2°. in de maand daaraan voorafgaand geen werkzaamheden voor de eigen of een andere werkgever danwel arbeid als zelfstandige heeft verricht,

3°. niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere arbeid bij de eigen werkgever, en

4°. binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een andere dan de werkgever tot wie hij tijdens die wachttijd of dat tijdvak in dienstbetrekking stond of voor wie hij tijdens die wachttijd of dat tijdvak werkzaamheden verrichtte.

4

Het in artikel 1.5, onderdeel OO, voorgestelde artikel 117b, wordt als volgt gewijzigd:

A. In het tweede lid, wordt «periode bedoeld in het eerste lid» vervangen door: periode, bedoeld in het eerste lid.

B. De dubbele punt aan het slot van het derde lid, onderdeel d, wordt vervangen door een puntkomma.

C. In het derde lid wordt onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. het een vervolguitkering als bedoeld in artikel 7.2.4, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen betreft, die door het UWV wordt betaald voorzover die uitkering meer bedraagt dan hetgeen berekend op grond van het eerste en tweede lid van dat artikel;.

D. In het in het derde lid, tot onderdeel f verletterde onderdeel komt de zinsnede «waar de verzekerde recht op zou hebben» te luiden: waar de verzekerde, zonder toepassing van artikel 7.2.4, derde lid, recht op zou hebben.

5

In het in artikel 1.5, onderdeel QQ, voorgestelde artikel 122c, wordt onder vernummering van het tiende lid tot het elfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

10. Indien het eerste lid toepassing heeft gevonden is artikel 40, dertiende lid, niet van toepassing.

6

In artikel 1.9, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het voorgestelde artikel 30a, eerste lid, na «onderdeel a,» een zinsnede ingevoegd, luidende: uitgezonderd de wettelijke ziekengeldverzekering,.

2. In het voorgestelde artikel 30c, tweede lid, wordt «op grond van hoofdstuk 6» vervangen door: die mede betrekking hebben op de artikelen 6.1.1, 6.1.2 en 6.1.4.

7

In artikel 1.24 wordt het na onderdeel H opgenomen onderdeel F vernummerd tot onderdeel I.

Toelichting

Onderdelen 1 en 3, tweede lid

Door deze wijziging zijn de no risk polis (bedoeld in artikelen 29b, eerste lid, van de Ziektewet) en de premiekorting (bedoeld in artikel 49 van de Wet financiering sociale verzekeringen) tevens van toepassing op de persoon die na afloop van de WIA-wachttijd of de verlengde loondoorbetalingsperiode minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

Als voorwaarde geldt naast het gegeven dat betrokkene minder dan 35% arbeidsongeschikt is bevonden, in de eerste plaats dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd en in de maand daaraan voorafgaand geen werkzaamheden voor de eigen of een andere werkgever danwel arbeid als zelfstandige heeft verricht. Deze voorwaarde maakt duidelijk dat het hier moet gaan om een persoon die direct na het einde van de wachttijd of de verlengde loonbetalingsperiode geen werk meer heeft.

Vervolgens moet vaststaan dat de betrokkene niet meer in staat is tot het verrichten van de eigen arbeid of andere arbeid bij zijn eigen werkgever. Immers ter bevordering van het behoud van de werkzaamheden in dienstbetrekking bij de eigen werkgever is voor deze werknemer geen extra regeling noodzakelijk.

Tot slot geldt als voorwaarde dat deze persoon binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd of de verlengde loondoorbetalingsperiode een dienstbetrekking aangaat met een andere werkgever dan de werkgever op wie de loondoorbetalingsverplichting rustte of voor wie de werknemer tijdens de wachttijd of de periode van de verlengde loondoorbetaling werkzaamheden verrichtte. Indien aan deze vier voorwaarden wordt voldaan, bestaat recht op no risk polis en de premiekorting.

Onderdeel 2

Door middel van de eerste nota van wijziging is in het wetsvoorstel de mogelijkheid opgenomen voor de eigenrisicodrager om ten hoogste 50% van de kosten te verhalen op de werknemer. Daarbij moet conform artikel 34, tweede lid, worden opgenomen dat deze mogelijkheid gebonden is aan bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden. Met dit onderdeel wordt dit geregeld.

Onderdeel 3, eerste lid

Met deze wijziging wordt een onjuiste verwijzing in het derde lid van artikel 49 Wfsv gecorrigeerd.

Onderdeel 4

Bij de derde nota van wijziging is in het wetsvoorstel Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Kamerstukken II 2004/05, 30 034) een garantie geïntroduceerd met betrekking tot de vervolguitkering van de WGA-uitkering. Met het onderhavige onderdeel wordt geregeld dat een eventuele verhoging van die vervolguitkering in verband met die garantie niet ten laste van de Werkhervattingskas wordt gebracht, maar ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Voorts wordt de regeling met betrekking tot het deel van de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering die ten laste komt van de Werkhervattingskas hier op aangepast. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een tekstuele correctie aan te brengen.

Onderdeel 5

Het uitgangspunt van artikel 122c is dat ten aanzien werkgevers die op 28 december 2005 eigenrisicodrager ten aanzien van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn, de oorspronkelijke garantstelling voldoende is om ook eigenrisicodrager ten aanzien van de WGA te worden. Daarbij werd nog uitgegaan van een periode van tien jaar waarvoor het risico werd gedragen. Derhalve is het voor deze specifieke groep eigenrisicodragers niet nodig om een nieuwe dan wel aangevulde garantstelling te overleggen indien de periode van eigenrisicodragen (voor 2005 en 2006 gesteld op vier jaar) wordt verlengd.

Onderdeel 6

Eerste lid

Op grond van het in de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet IWIA) voorgestelde artikel 30a van de Wet SUWI moet het UWV een reïntegratievisie opstellen. Op grond van het in de Wet WIA voorgestelde artikel 3.3, eerste lid, dient het UWV een plan van aanpak op te stellen. Omdat de verhouding tussen deze twee verplichtingen onduidelijkheid kan veroorzaken wordt artikel 30a, eerste lid, gewijzigd. Door de toegevoegde zinsnede wordt duidelijk dat het UWV geen reïntegratievisie hoeft vast te stellen ten behoeve van degene die recht heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Wet SUWI wettelijke ziekengeldverzekering genoemd). Ook de in artikel 30a, tweede lid, bedoelde plicht om de reïntegratievisie te evalueren geldt derhalve niet.

Hierbij wordt opgemerkt dat met de derde nota van wijziging op de Wet WIA artikel 3.4, eerste lid, van dat wetsvoorstel zodanig wordt gewijzigd, dat het UWV met betrekking tot degene die op grond van de Ziektewet recht heeft op ziekengeld een reïntegratieplan door een reïntegratiebedrijf moet laten opstellen als het (door het UWV opgestelde) plan van aanpak, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de Wet WIA daartoe aanleiding geeft

Tweede lid

In het voorgestelde artikel 30c van de Wet SUWI was de taak van de beslissingsautoriteit wat betreft de te nemen primaire beschikkingen te ruim omschreven. De bedoeling is dat de beslissingsautoriteit slechts die primaire beschikking neemt waarbij mede een beslissing op grond van de artikelen 6.1.1, 6.1.2 en 6.1.4 wordt genomen. Met andere woorden alleen beschikkingen die betrekking hebben op het ontstaan, later ontstaan of herleven van het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering bijvoorbeeld in combinatie met een beslissing omtrent de hoogte van de uitkering.

Onderdeel 7

In artikel 1.24 is twee keer een onderdeel H opgenomen. Door middel van deze nota van wijziging wordt dat gecorrigeerd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven