29 355
Gelijke behandeling voor mensen met een handicap of een chronische ziekte

nr. 14
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2005

Met mijn brief van 17 februari 2005 (kamerstukken II, 2004–2005, 29 355 nr. 11) heb ik u geïnformeerd over mijn voornemens rondom «inclusief beleid». Ik heb u toegezegd dat ik de meest betrokken bewindslieden zou vragen speerpunten te benoemen, die een bijdrage leveren aan het «inclusieve beleid» van het kabinet voor zover het betrekking heeft op mensen met beperkingen. Het zijn beleidsmaatregelen die al in de begrotingen zijn of worden opgenomen en in die zin geen nieuwe maatregelen. Het zijn voorbeelden hoe binnen de domeinen van de departementen afwegingen kunnen worden gemaakt, waardoor de positie van mensen met beperkingen kan worden versterkt. Op grond van de ervaringen en de spreiding van kennis zal de verdere implementatie worden vormgegeven. De Handreiking Inclusief Beleid wordt hiermee aan de praktijk getoetst.

Ik heb vijf bewindspersonen benaderd; deze hebben als volgt gereageerd.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

De Minister van BZK heeft drie speerpunten naar voren gebracht. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert een project «kiezen op afstand» uit. Het doel is om stemmen minder afhankelijk te maken van een vaste plaats. Zo wordt onder meer het stemmen in een willekeurig stemlokaal bezien. Dit vergroot voor de tijd dat nog niet alle stembureaus toegankelijk zijn, de mogelijkheden voor mensen met beperkingen om zelfstandig te kunnen stemmen. Hetzelfde geldt voor het stemmen per telefoon of computer voor mensen die in het buitenland verblijven. Naar aanleiding van de experimenten bij de verkiezingen voor het Europese Parlement van 2004, wordt momenteel bezien of het experiment herhaald zal worden.

Het tweede speerpunt is onderdeel van het Grotestedenbeleid. De volledige toegankelijkheid van woningen heeft nadrukkelijk een plaats gekregen in het beleidskader, onderdeel Fysiek, van het Grotestedenbeleid 2005–2009 (nota «Samenwerken aan de Krachtige stad»; Kamerstukken II, vergaderjaar 2003/2004, 21 062, nr. 116). De dertig bij het Grotestedenbeleid betrokken steden hebben in hun meerjaren ontwikkelingsprogramma's aangegeven wat zij concreet willen doen aan het realiseren van volledig toegankelijke woningen. Hiervoor kan de brede doeluitkering Fysiek (Investeringsbudget stedelijke vernieuwing) als rijksbijdrage door de steden worden ingezet. Op 11 maart 2005 heeft het Rijk per stad een prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005–2009 gesloten inclusief afrekenbare resultaatafspraken o.a. over de toename van het aantal volledig toegankelijke woningen.

Het derde speerpunt is vermindering van de administratieve lasten, in het bijzonder de lasten voor burgers van een aantal doelgroepen, waaronder gehandicapten. Het kabinet heeft in het Hoofdlijnenakkoord vastgesteld dat de administratieve lasten voor burgers in deze kabinetsperiode met een kwart moeten zijn verminderd. Binnen deze algemene doelstelling wordt er in het kader van de administratieve lastenverlichting voor burgers bijzondere aandacht besteed aan onder meer mensen met een beperking. Zij ondervinden door stapeling van regelingen veel administratieve lasten. Vanuit het perspectief van de doelgroepen zijn de belangrijkste knelpunten geïnventariseerd. De geconstateerde knelpunten worden dit jaar meegenomen in de reductievoorstellen van de betrokken departementen. De Minister voor BVK ziet hierop toe.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

Het eerste speerpunt betreft de herijking van het zorgstelsel in het primair en voortgezet onderwijs. Hiertoe is besloten naar aanleiding van de recent uitgebrachte evaluatie van het WSNS-, LGF- en onderwijsachterstandenbeleid en de bespreking daarvan in de Tweede Kamer. Uitgangspunt daarbij is het stroomlijnen van de bestaande zorgtrajecten, waardoor een eenvoudiger en flexibeler zorgsysteem mogelijk wordt; een betere en sluitende aanpak van het onderwijs aan kinderen met gedragsproblemen en het oplossen van het huidige probleem van de thuiszitters.

Een tweede speerpunt betreft de invoering van de leerlinggebonden financiering (LGF) in het mbo, zoals toegezegd door staatssecretaris Rutte aan de Tweede Kamer. Door de invoering van het LGF in het mbo wordt de ondersteuning van de individuele deelnemer met een beperking in de lijn van primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs gecontinueerd. De systematiek voor de LGF-mbo zal zo nauw mogelijk aansluiten bij de geldende regelgeving en procedures in het primair en voortgezet onderwijs (po en vo) en waar noodzakelijk worden afgestemd op de specifieke situatie in het mbo. Gelet op de diversiteit van de doelgroep in het mbo, komt er bijvoorbeeld een andere leeftijdsgrens voor de LGF-mbo dan in het po en vo.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

Vanuit de beleidsverantwoordelijkheid van SZW staan twee thema's centraal voor de integratie van mensen met beperkingen: arbeid en inkomen. In het betreffende begrotingshoofdstuk worden deze thema's benoemd onder de beleidsartikelen 23 en 31.

Het betreft:

– Reïntegratie/Voorzieningen voor jonggehandicapten Operationele doelstelling: Het toeleiden naar (reguliere) arbeid en voorkomen van uitval uit arbeid van hen die dat niet op eigen kracht kunnen door het bieden van reïntegratievoorzieningen.

– Inkomensbescherming en arbeidsongeschiktheid Operationele doelstelling 1. Zorgdragen dat een loongerelateerde tijdelijke inkomensvoorziening wordt verstrekt aan arbeidsongeschikte werknemers, en Operationele doelstelling 2. Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op

– minimumniveau wordt verstrekt aan jonggehandicapten.

Verkeer en Waterstaat (V&W)

De Minister van V&W heeft de volgende twee speerpunten ingebracht.

Ten eerste wil zij de OV-chipkaart die in het collectief openbaar vervoer in 2008 wordt ingevoerd, in de praktijk laten voldoen aan de eisen die gebruik door mensen met een functiebeperking goed mogelijk maken. Bij de gebruiksvriendelijkheid van deze kaart wordt onder meer gelet op gebruik door: ouderen, OV-gebruikers met kinderwagens, fietsen of grote bagage, rolstoelgebruikers en blinden. Op basis van de invoering van een dergelijke kaart in Rotterdam zal in de tweede helft van dit jaar een besluit worden genomen over landelijke invoering. Mensen uit de doelgroepen zijn betrokken bij het testen van de kaart.

Het tweede speerpunt betreft de rechten van passagiers in de luchtvaart. In 2007 moet regelgeving gereed zijn waarmee een hoog niveau van geleverde diensten op het vlak van begeleiding op de luchthaven voor alle passagiers met beperkte mobiliteit wordt nagestreefd. De basis hiervoor ligt in een voorgestelde Europese verordening (raadsdocument nr 6622/05).

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)

De Minister van VROM heeft in haar beleid de volgende speerpunten, die mede invulling geven aan het inclusief beleid.

1. Het opnemen van het domein wonen in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekten (WGBH/CZ)

2. De toename van het aantal nultreden-woningen.

De uitvoering van deze speerpunten geven ouderen en mensen met een beperking mogelijkheden om langer zelfstandig te blijven functioneren in de maatschappij.

In het beleidsartikel 5 van de begroting van VROM is dit nader aangeduid. De algemene beleidsdoelstelling van artikel 5 is het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving. Dat is de mate waarin het wonen en de woonomgeving bijdragen aan de maatschappelijke participatie en integratie van burgers en het welbevinden binnen de woon- en leefomgeving. Binnen dit artikel vallen drie thema's, twee daarvan zijn van belang in het kader van het inclusief beleid:

• De gevolgen van de vergrijzing voor het wonen en de toenemende wens van mensen met beperkingen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen.

• Het verbeteren van de leefkwaliteit van wijken.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Op mijn eigen beleidsterrein zal ik bij de volgende onderwerpen ook specifiek aandacht besteden aan het «inclusieve beleid».

Op dit moment verloopt de toegang voor de LVG-jeugd via het Centrum Indicatiestelling Zorg (AWBZ). Het eerste speerpunt ligt bij het besluit de indicatiestelling over te hevelen naar het Bureau Jeugdzorg (BJZ). Dan ontstaat er voor jeugdigen met LVG-problematiek immers ook één toegang tot de jeugdzorg en vindt multidisciplinaire beoordeling van de problematiek plaats, hetgeen een toegevoegde waarde is ten opzichte van de huidige situatie. Verder heeft het de voorkeur om het zorgaanbod voor LVG-jeugd (AWBZ) en de provinciaal gefinancierde jeugdzorg samen te voegen en onder te brengen bij de provincie. Deze beleidsontwikkelingen worden binnen het departement getrokken door de Directie Jeugdbeleid en de Directie Gehandicaptenbeleid.

Een tweede speerpunt is een plan voor initiatieven voor intersectoraal (jeugd, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg) zorgaanbod jeugdigen met ernstige gedragsproblemen. Op dit moment verblijven jeugdigen met ernstige gedragsproblemen op civielrechtelijke titel in justitiële jeugdinrichtingen voor opvang (JJI's), omdat zij door hun problematiek niet behandeld kunnen worden binnen de reguliere jeugdzorg. Het uitgangspunt is dat er residentieel en ambulant alternatief intersectoraal zorgaanbod wordt gecreëerd voor 350 van de 700 jeugdigen die nu in de opvanginrichtingen verblijven.

De overige 350 jeugdigen stromen door naar justitiële behandelinrichtingen. Dit alternatief zorgaanbod dient er zo snel mogelijk te komen.

Bovenstaande speerpunten zullen kritisch gevolgd worden en bezien worden op de consequenties en mogelijkheden voor «inclusief beleid». Op deze manier wil het kabinet bijdragen aan een gedegen implementatie van haar voornemen tot «inclusief beleid».

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Naar boven