23 619
Curatieve zorg

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 8 april 1998

Op 15 december jl. heb ik u een voortgangsrapportage aangeboden over de modernisering van de curatieve zorg (23 619, nr. 11). Tijdens het plenair overleg dat ik op 21 januari jl. met uw Kamer voerde over de wijziging van de Ziekenfondswet in verband met de integratie van de aanspraken op ziekenhuiszorg en medisch specialistische zorg is naar voren gekomen dat er behoefte was aan een soort traject rapportage omtrent de verdere stappen die ten aanzien van de modernisering van de curatieve zorg gezet moeten worden.

In verband hiermee wil ik u het volgende laten weten.

De verdere modernisering van de curatieve zorg zie ik als een traject dat vrij zeker nog enkele jaren in beslag zal nemen. In dat traject komen we stap voor stap verder. Het wetsvoorstel dat eind januari in uw Kamer met algemene stemmen is aangenomen zie ik in dit verband als een belangrijke, doch niet op zichzelf staande, stap. De brief die ik onlangs heb gezonden aan het COTG over een meerjarenaanpak in de bekostiging van de ziekenhuiszorg is ook zo'n stap. Ter informatie zend ik u een afschrift van deze brief.1

Op dit moment vindt over de verdere vormgeving van de modernisering van de curatieve zorg constructief overleg plaats met de verschillende betrokken partijen (met name de Orde van Medisch Specialisten, de Landelijke Huisartsenvereniging, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en Zorgverzekeraars Nederland). Mede aan de hand daarvan begint zich de agenda voor de komende periode af te tekenen. Naar mijn idee zijn daarbij in brede zin als kernpunten te benoemen het meerjarenperspectief en de honoreringssystematiek en, specifiek met betrekking tot de medisch specialisten, de goodwill. Uiteraard hebben deze onderwerpen een onderlinge samenhang.

In die samenhang vormen zij momenteel punten van overleg met de diverse betrokken veldpartijen. Ik hecht daar veel waarde aan omdat verder te zetten stappen naar mijn mening zoveel mogelijk door partijen gedragen moeten zijn.

Dit zo zijnde vind ik het niet reëel om, in aanvulling op de actiepunten die reeds zijn aangegeven in de voortgangsrapportage d.d. 15 december jl. en de beantwoording van uw schriftelijke vragen d.d. 12 maart jl. nu op korte termijn een uitgebreid aanvullend «stappenplan» vast te stellen. Van de zaken die concreet in uitvoering zijn heb ik u op de hoogte gesteld, en over de onderwerpen die naar mijn idee vooral de agenda voor de komende periode zullen vormen voer ik graag een goede discussie, niet in de laatste plaats ook met uw Kamer.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven