23 619
Curatieve zorg

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 15 december 1997

Bijgaand bied ik u de voortgangsrapportage «modernisering curatieve zorg» aan1, in vervolg op het kabinetsstandpunt op het rapport «Gedeelde zorg: betere zorg» van de Commissie modernisering curatieve zorg onder voorzitterschap van mr. B.W. Biesheuvel. Deze voortgangsrapportage heb ik uw Kamer toegezegd in de nota, d.d. 24 september 1997, naar aanleiding van het verslag van het voorstel van wet tot wijziging van de Ziekenfondswet en de Wet op toegang tot ziektekostenverzekeringen (Kamerstukken II 1996–1997, 25 258).

De zogenoemde commissie Biesheuvel heeft zich gebogen over de organisatie van de zorgverlening door huisartsen, medisch specialisten en ziekenhuizen. Een essentieel punt in de commissie-voorstellen is de versterking van onderlinge samenhang in de curatieve zorg. Dit betekent onder andere een betere samenwerking tussen huisarts en specialist, meer mogelijkheden voor transmurale zorg en integratie van medisch-specialistische en ziekenhuiszorg. Kortom de visie op de organisatie van de curatieve zorg vormde voor de commissie de hoofdzaak. De adviezen die zij heeft gegeven vloeien daar uit voort.

In vervolg op de adviezen van de commissie modernisering curatieve zorg is op 23 juni 1995 een nota verschenen waarin het kabinetsstandpunt wordt verwoord (Tweede Kamer, 1994–1995, 23 619, nrs. 3-4).

De opbouw van de nota bestond uit een reactie van het kabinet op de opvattingen van de commissie, de visie van het kabinet op de werkwijze en organisatie van de curatieve zorg, hoe het kabinet de zorginhoudelijke doelstellingen wil bereiken, de noodzakelijke wijzigingen van het beleid, de verbetering van opleidingen in de curatieve zorg, kwaliteitsbeleid en hoe het kabinet het veranderingsproces wil stimuleren en monitoren. De nota eindigde met een samenvattend actieprogramma waarin een scala aan punten wordt opgesomd.

In de bijgaande voortgangsrapportage ga ik in op de stand van zaken en de ontwikkelingen betreffende deze punten. Uit het overzicht is op te maken dat van de actiepunten van twee jaar geleden veel uitgevoerd is. Wat niet wil zeggen dat we er al zijn. Zoals uit de bijgaande rapportage blijkt wordt op tal van punten aan de verdere voortgang gewerkt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven