21 109 Uitvoering EG-Richtlijnen

Nr. 225 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2016

Hierbij bied ik u het periodieke overzicht aan van de stand van zaken bij de implementatie van EU-richtlijnen in de Nederlandse wet- en regelgeving aan het einde van het tweede kwartaal van 20161.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de implementatieachterstand zoals die op 30 juni 2016 gold. Daarna worden de oorzaken van deze achterstand behandeld en worden, indien van toepassing, tevens dreigende implementatieachterstanden genoemd. Vervolgens volgt een opsomming van de ingebrekestellingprocedures die de Europese Commissie tegen Nederland is gestart als gevolg van niet-tijdige implementatie. Mede op verzoek van uw Kamer zijn ook de lopende infracties wegens (vermeende) onjuiste implementatie in het overzicht ingebrekestellingen per departement opgenomen2.

Huidige achterstand

De achterstand per 1 juli 2016 bedraagt 10 richtlijnen tegenover 6 in het vorige kwartaal. In het tweede kwartaal van 2016 is 1 achterstallige richtlijn geïmplementeerd. Tegelijkertijd zijn er dit kwartaal 5 nieuwe richtlijnen in overschrijding bijgekomen.

De 10 achterstallige richtlijnen zijn aan de volgende ministeries toegedeeld: EZ (4) en FIN (2), IenM (1), OCW (1) en V&J (2).

De overschrijding van de implementatiedatum varieert sterk, van 13 tot 347 dagen. Een exacte aanduiding van de overschrijding per richtlijn is te vinden op de laatste pagina van bijgevoegd kwartaaloverzicht.

Achterstanden en hun oorzaken

Wat betreft de oorzaken voor de implementatieachterstand ultimo tweede kwartaal speelt een aantal factoren een rol. Deze factoren worden hieronder per ministerie toegelicht.

EZ

Richtlijn 2013/30/EU van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG; uiterste implementatiedatum 19 juli 2015

De implementatie geschiedt door wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer, de Wet op de economische delicten, het Mijnbouwbesluit, het Arbeidsomstandighedenbesluit, de Mijnbouwregeling en de Arbeidsomstandighedenregeling. De implementatie duurt langer dan voorzien vanwege de samenloop van dit dossier met de kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid inzake Aardbevingsrisico’s in Groningen. Het wetsvoorstel ter implementatie (Kamerstuk 34 041) is op 28 april 2015 inclusief een aantal amendementen door de Tweede Kamer aangenomen. Over deze amendementen heeft de Minister van Economische Zaken voorlichting gevraagd aan de Raad van State. De Eerste Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van de offshore veiligheidsrichtlijn om die reden uitgesteld. De voorlichting van de Raad van State is 16 november 2015 aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer toegezonden. Daarbij is een aanpassing aangekondigd van het in de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel (novelle). De novelle, de Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (Kamerstuk 34 390), is begin dit jaar naar de Tweede Kamer gestuurd. De Tweede Kamer behandelt de novelle tegelijk met het wetsvoorstel versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen (Kamerstuk 34 348). Op 28 april 2016 heeft de regering gereageerd op het verslag van de Tweede Kamer (Kamerstukken 34 390/34 348, nrs. 5 en 6). Op 29 juni en 5 juli jl. heeft de Tweede Kamer over de novelle en het wetsvoorstel versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen gedebatteerd. De implementatie zal naar verwachting dit najaar zijn voltooid.

Richtlijn 2014/61/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid; uiterste implementatiedatum 1 januari 2016

Implementatie geschiedt door wijziging van de Telecommunicatiewet en van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netwerken. Verder worden het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten, de Regeling informatie-uitwisseling ondergrondse netten, het Besluit medegebruik omroepzendernetwerken, de Regeling gegevensverstrekking medegebruik omroepzendernetwerken en het Bouwbesluit 2012 gewijzigd. Voor een deel voorziet de Telecommunicatiewet overigens reeds in de verplichtingen die de richtlijn oplegt. Dit betreft onder meer een verplichting tot medegebruik tussen de aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken onderling en de gedoogplicht op grond waarvan deze aanbieders reeds gerechtigd zijn om kabels en leidingen op en in de grond aan te leggen.

De richtlijn ziet op het efficiënter aanleggen van breedbandnetwerken (zoals glasvezel) doordat bij de aanleg daarvan gebruik gemaakt mag worden van de infrastructuur van andere netwerken, zoals leidingstroken in havengebieden en hoogspanningsmasten van elektriciteitsnetwerken. In Nederland is reeds 97% van de burgers en 91% van de bedrijven aangesloten op een breedbandnetwerk. Gezien het grote aantal netwerksectoren en regelgevingskaders dat hierbij betrokken is, is de implementatietermijn van 18 maanden te kort om een wetsvoorstel op te stellen dat recht doet aan alle betrokken belangen. Zeker gezien de mate waarin Nederland reeds is voorzien van breedbandaansluitingen moet worden voorkomen dat deze implementatie leidt tot onnodige lasten voor de betrokken netbeheerders. Het wetsontwerp ter implementatie wordt in het najaar aan de Raad van State voorgelegd. De aanpassing van de betrokken nadere regelgeving zal gedurende de zomerperiode geconsulteerd worden. Naar verwachting zal de implementatie begin 2017 zijn voltooid.

Richtlijn 2014/30/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (herschikking); uiterste implementatiedatum 19 april 2016

Implementatie geschiedt door wijziging van de Telecommunicatiewet, door het Besluit elektromagnetische comptabiliteit 2016 en onderliggende regelgeving. De implementatiewet is op 2 februari 2016 door de Eerste Kamer aangenomen. Het ontwerp Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016 is op 5 juli jl. ter advisering aan de Raad van State voorgelegd. Naar verwachting zal de implementatie dit najaar zijn voltooid.

Richtlijn 2014/53/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG; uiterste implementatiedatum 12 juni 2016

Implementatie van de richtlijn geschiedt door wijziging van de Telecom-municatiewet en door het Besluit radioapparaten 2016 en onderliggende regelgeving. De implementatiewet is op 2 februari 2016 door de Eerste Kamer aangenomen. Het ontwerp Besluit radioapparaten 2016 wordt na het zomerreces ter advisering aan de Raad van State voorgelegd. Naar verwachting zal de implementatie dit najaar zijn voltooid.

FIN

Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010; uiterste implementatiedatum 21 maart 2016

De richtlijn bevat regels voor het aanbieden van en bemiddelen in hypothecair krediet en beoogt een beter functionerende interne markt voor hypotheken tot stand te brengen. De richtlijn wordt geïmplementeerd in de Wet op het financieel toezicht en de daarbij behorende lagere regelgeving en in het Burgerlijk Wetboek. Het implementatiewetsvoorstel en implementatiebesluit worden nu gereed gemaakt voor publicatie in het Staatsblad. Naar verwachting zal de implementatiewetgeving op 15 juli in werking treden. Reden van de vertraagde implementatie is onder meer de samenloop met andere omvangrijke(re) implementatietrajecten die veel capaciteit vergen c.q. hebben gevergd.

Richtlijn 2014/56/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen); uiterste implementatiedatum 17 juni 2016

De richtlijn heeft tot doel het vertrouwen van beleggers in de getrouwheid van de door controlecliënten gepubliceerde jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen te versterken door de kwaliteit van binnen de Europese Unie verrichte wettelijke controles verder te verbeteren. Voorts beoogt de richtlijn het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging binnen de interne markt verder te versterken door externe accountants en accountantskantoren in staat te stellen hun diensten inzake wettelijke controle onder bepaalde voorwaarden aan te bieden in een andere lidstaat dan die waar zij zijn toegelaten. Tevens worden in het wetsvoorstel aanpassingen voorgesteld in verband met de introductie van een bijbehorende Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang (OOB’s). De verordening beoogt verbetering te brengen in de integriteit, onafhankelijkheid, objectiviteit, verantwoordelijkheid, transparantie en betrouwbaarheid van externe accountants en accountantsorganisaties die wettelijke controles van financiële verantwoordingen van OOB’s uitvoeren.

De implementatie van de richtlijn vindt plaats door aanpassing van de Wet toezicht accountantsorganisaties. Daarnaast dienen de Wet op het accountantsberoep, de Wet tuchtrechtspraak accountants, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op enkele punten gewijzigd te worden. Het implementatieproces van de betreffende Europese wetgeving heeft veel tijd in beslag genomen. Er moest diepgaand worden bekeken hoe regels van de richtlijn en de verordening zich verhouden tot het huidige nationale toezichtstelsel, dat in vergelijking met andere EU-lidstaten thans al ver ontwikkelend is. Het wetsvoorstel is op 28 juni jl. aangenomen door de Tweede Kamer (34 469). De implementatie zal naar verwachting dit najaar worden voltooid.

IenM

Richtlijn 2014/28/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (herschikking); uiterste implementatiedatum 17 juni 2016

De richtlijn wordt geïmplementeerd met een wijziging van de Wet explosieven voor civiel gebruik. Het wijzigingsvoorstel is begin april 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 34 448). Op 18 mei 2016 is door de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu het verslag op het wetsvoorstel uitgebracht. Begin juli is de nota n.a.v. het verslag aan de Kamer verzonden. De implementatie duurt langer dan voorzien, omdat één-op- één implementatie zou leiden tot een andere wijze van beveiliging dan waarin de huidige wetgeving voorziet. Het betreft hier de controle op de betrouwbaarheid en integriteit van werknemers van bedrijven die met explosieven voor civiel gebruik werken. Teneinde richtlijnconform te implementeren en tevens eenzelfde niveau van beveiliging te kunnen waarborgen wordt er gewerkt aan een ministeriële regeling op dit punt. De regeling zal gelijktijdig met de wetswijziging in werking treden.

OCW

Richtlijn 2013/55/EU van het Europees parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt („de IMI-verordening»); uiterste implementatiedatum 18 januari 2016

Met richtlijn 2013/55 wordt beoogd om de werking van de richtlijn 2005/36 te verbeteren door een aantal maatregelen te introduceren waardoor het voor beroepsbeoefenaars in de EU gemakkelijker wordt hun beroep in andere lidstaten uit te oefenen. Zo wordt bijgedragen aan de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en wordt de Europese dienstensector gestimuleerd. Implementatie op wetsniveau heeft reeds plaatsgevonden met de Wet van 2 december 2015 tot wijziging van onder meer de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties (Stb. 2015, 478), een wet van OCW waar andere ministeries bij zijn aangesloten met «eigen» wetswijzigingen ter implementatie van de herziene richtlijn. Deze wet is op 18 januari 2016 in werking getreden, waarmee de richtlijn gedeeltelijk is geïmplementeerd.

Daarnaast dient ter implementatie van richtlijn 2013/55 lagere regelgeving – zowel algemene maatregelen van bestuur als ministeriële regelingen – van OCW en van andere departementen te worden gewijzigd. Onder andere als gevolg van de complexiteit van de richtlijn is vertraging in het implementatietraject opgetreden. Naar verwachting treedt in aanvulling op voornoemde wet in oktober 2016 de bijbehorende algemene maatregel van bestuur (amvb) van OCW in werking, waarin amvb’s van andere departementen zullen meelopen indien opportuun en voor zover het technische wijzigingen in die amvb’s betreft. Deze amvb is op 13 juni aanhangig gemaakt bij de Raad van State. Ook inwerkingtreding van de ministeriële regelingen van OCW wordt voorzien voor oktober 2016. Voor wat betreft inhoudelijke wijzigingen in departement-specifieke amvb’s, en de wijziging van eigen ministeriële regelingen, volgt elk departement zijn eigen traject en is OCW voor de volledige implementatie van de richtlijn mede van de betreffende departementen afhankelijk.

Nederland staat in nauw contact met de Europese Commissie over het Nederlandse implementatietraject en heeft aan de Commissie gemeld dat volledige implementatie voorzien is voor oktober 2016.

V&J

Richtlijn 2012/29/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ; uiterste implementatiedatum 16 november 2015

Deze richtlijn raakt het hele strafprocesrecht en de uitvoeringspraktijk in den brede. Het wetsvoorstel heeft gevolgen voor (keten)partners die met slachtoffers in aanraking komen, zoals de politie, het OM, de rechtspraak en Slachtofferhulp Nederland, omdat zij in de dagelijkse praktijk zorg dienen te dragen voor de realisatie van de door de richtlijn beoogde slachtofferbescherming. Daarom gebeurt voorbereiding van de wet- en regelgeving en de implementatie in nauw overleg met de partners, hetgeen extra tijd heeft gekost. Het wetsvoorstel is op 12 april jl. door de Tweede Kamer aangenomen en ligt nu in de Eerste Kamer. De memorie van antwoord zal dezer dagen worden ingediend. Het wetsvoorstel kan dan eind 2016 in werking treden.

Richtlijn 2014/26/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt); uiterste implementatiedatum 10 april 2016

De Kamerbehandeling heeft langer in beslag genomen dan verwacht. Het op 30 juni 2015 ingediende wetsvoorstel is op 21 juni 2016 aangenomen door de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer staat het ter bespreking voor de procedurevergadering van 27 september aanstaande.

Dreigende overschrijding

Bij de volgende richtlijn dreigt in meer of mindere mate een overschrijding:

FIN

Richtlijn (EU) 2016/856 van de Raad van 25 mei 2016 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief; uiterste implementatiedatum 1 augustus 2016

In deze richtlijn tot wijziging wordt vastgesteld dat het normale btw-tarief niet lager mag zijn dan 15% vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017. Het is vaste praktijk op gebied van de indirecte belastingen om miminumtarieven vast te stellen, zodat er tussen lidstaten geen structurele onevenwichtigheden ontstaan en geen gevaar is voor concurrentieverstoringen in sommige bedrijfssectoren. Voor de wijziging was hetzelfde minimumtarief van 15% vastgesteld voor de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015. Deze wijzigingsrichtlijn behoeft zodoende geen implementatie, aangezien deze door middel van bestaande wetgeving is geïmplementeerd.

Ingebrekestellingen wegens te late implementatie

In het tweede kwartaal van 2016 heeft de Europese Commissie Nederland voor acht te laat geïmplementeerde richtlijnen in gebreke gesteld, te weten

EZ in de zaken

  • 2016/0411 voor richtlijn 2014/23 (plaatsen concessieovereenkomsten). De implementatie van de richtlijn is inmiddels voltooid.

  • 2016/0412 voor richtlijn 2014/24 (plaatsen overheidsopdrachten en intrekking RL 2004/18). De implementatie van de richtlijn is inmiddels voltooid;

  • 2016/0413 voor richtlijn 2014/25 (plaatsen opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten in intrekking RL 2004/17). De implementatie van de richtlijn is inmiddels voltooid;

  • 2016/0416 voor richtlijn 2014/30 (harmonisatie elekctromagnetische compatibiliteit);

  • FIN in zaak 2016/0410 voor richtlijn 2014/17 (kredietovereenkomsten voor consumenten m.b.t. voor bewoning bestemde onroerende goederen);

  • IenM in zaak 2016/0415 voor richtlijn 2014/28 (op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik);

  • VenJ in zaak 2016/0414 voor richtlijn 2014/26 (collectieve beheer auteurs- en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor online gebruik op de Interne Markt);

  • VWS in zaak 2016/0417 voor richtlijn 2014/35 (harmonisatie inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen). De implementatie van de richtlijn is inmiddels voltooid.

De Europese Commissie heeft in het tweede kwartaal 2016 twee te late implementatiezaken geseponeerd, beide van IenM:

  • zaak 2015/0216 over richtlijn 2014/58 (traceerbaarheidssysteem pyrotechnische artikelen) en

  • zaak 2015/0322 over richtlijn 2013/29 (op de markt brengen pyrotechnische artikelen).

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven