19 637
Vreemdelingenbeleid

29 344
Terugkeerbeleid

nr. 1059
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2006

Uw Kamer heeft de wens geuit om te spreken over de motie aangenomen tijdens de Algemene Ledenvergadering van de VNG op 14 juni 2006, waarin het bestuur wordt opgedragen bij de regering en de fracties in de Tweede Kamer te bepleiten dat een ruimhartiger pardon moet worden toegepast voor hen die voor 1 april 2001 hun eerste asielaanvraag hebben ingediend en thans nog in Nederland verblijven. Naar aanleiding daarvan informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot het project Terugkeer en mijn toezegging op de uitvoering van de motie-Dittrich (Kamerstukken II, 2004–2005, 19 637, nr. 955).

Het project Terugkeer is gestart op 1 juli 2004. De oorspronkelijke doelgroep van het project Terugkeer betrof asielzoekers die voor 1 april 2001 een eerste asielaanvraag hebben ingediend, niet in aanmerking zijn gekomen voor een verblijfsvergunning en nog gebruik maken van een vorm van opvangvoorzieningen (de zogenaamde groep van 26 000). Ik ben destijds een inspanningsverplichting aangegaan dit project in drie jaar af te ronden.

Deze oorspronkelijke doelgroep is sedertdien echter gegroeid. Het gaat hierbij allereerst om zogenoemde zij-instroom, te weten aanmeldingen uit de gemeentelijk noodopvang, nadien geboren kinderen en nareizende familieleden (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 344, nr. 2 en 2004–2005, 29 344, nr. 45). Daamee is de doelgroep inmiddels met 5600 gegroeid tot 31 600. Daarnaast heb ik er voor gekozen om een aantal bijzondere groepen (ex-)asielzoekers analoog voor de facilitering in het project in aanmerking te laten komen. Zo komen ex-alleenstaande minderjarige vreemdelingen (ex-AMV’en) die hun (eerste) asiel verzoek deden vóór 1 april 2001 van wie de leefgelden beeindigd moeten worden, in aanmerking voor vergelijkbare facilitering als de doelgroep van het project Terugkeer (Kamerstukken II 2004–2005 27 062 nr. 46). Voorts zijn na de wijzigingen van het landenbeleid inzake Irak ex-vergunninghouders uit dat land die hun (eerste) asielaanvraag indienden vóór 1 april 2001 eveneens in aanmerking gebracht voor facilitering in het project Terugkeer.

Naar aanleiding van de motie Dittrich (Kamerstukken II 2004–2005 19 637, nr. 955) heb ik destijds toegezegd mij er voluit voor in te zetten om de asielzaken die op dat moment aanhangig waren bij de IND en de rechtbanken respectievelijk vóór 1 juli 2006 (IND) en vóór eind 2006 (rechtbanken) afgehandeld te hebben. Ik heb daarbij aangegeven geen garanties te kunnen geven omdat de afdoening van de dossiers immers mede afhankelijk is van het al dan niet indienen van nieuwe of herhaalde aanvragen en de eventuele afdoening daarvan door de rechtbanken.

Gelet op de motie Dittrich heb ik uw Kamer toegezegd dat ik aan de 26 000 vreemdelingen en de destijds bekende 2700 vreemdelingen uit de zij-instroom een inspanningsverplichting had om duidelijkheid te geven over hun verblijfsrechtelijke procedure. Per 1 juli 2006 heb ik 30 374 vreemdelingen die duidelijkheid verschaft. Afgezet tegen 31 600 betekent dit dat nog slechts 1226 vreemdelingen een procedure hebben open staan. Deze openstaande procedures betreffen in meerderheid vervolgaanvragen. Met dit resultaat heb ik voldaan aan mijn toezegging en heb ik zelfs op het grootste deel van de zij-instroom (die zoals hiervoor vermeld inmiddels tot 5 600 is gegroeid) ook een beslissing genomen.

Ten aanzien van het project Terugkeer kan ik u melden dat per 1 juni 2006, zoals ik uw Kamer eerder meldde, 19 800 vreemdelingen zijn afgehandeld in het project. Op dit moment worden 5700 vreemdelingen behandeld in het project. Ik merk daarbij op dat vreemdelingen steeds nieuwe procedures starten waardoor op dit moment 1700 vreemdelingen van de 5700 rechtmatig verblijf hebben en daarmee niet-verwijderbaar zijn. Gelet op de ervaringen verwacht ik dat de uitstroom van het project als volgt zal zijn samengesteld: 43% krijgt alsnog een verblijfsvergunning, 35% zal zelfstandig uit de opvang vertrekken (niet-aantoonbaar vertrek) en 22% vertrekt gecontroleerd.

Ik concludeer dat ik de inspanningsverplichting zoals ik die op mij heb genomen naar aanleiding van mijn toezegging op de motie Dittrich nakom. Daarenboven zijn zowel in de uitvoering van het project Terugkeer als in het kader van de uitvoering van mijn toezegging extra inspanningen verricht ten behoeve van de groepen die in de afgelopen periode binnen de reikwijdte van het project terugkeer zijn gebracht door zij-instroom en door analoge facilitering. De omvang van de groep is ook thans nog aan fluctuaties onderhevig.

Ik zal uw Kamer middels de vreemdelingenketenrapportage informeren over de einduitkomsten van de uitvoering van de toezegging en de uitstroom uit het project Terugkeer.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Naar boven