33 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012

Nr. 109 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2012

Bij brief van 25 mei jongstleden (Kamerstuk 33 000 VI, nr. 98) heb ik u laten weten uitvoering te zullen geven aan het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie tot het laten verrichten van een onderzoek naar de archieven (dossiers en/of geschriften en documenten) van het Openbaar Ministerie die mogelijk nog meer inzicht kunnen geven in de wijze waarop het Openbaar Ministerie in het verleden is omgegaan met misbruikzaken binnen de Rooms-Katholieke Kerk.

Dit onderzoek wordt uitgevoerd door dr. M.W. van Boven, oud-algemeen rijksarchivaris, en mr. F.H. Koster, voormalig vice-president en voorzitter van de strafkamer van de Hoge Raad der Nederlanden. Het onderzoek bestaat uit twee fasen. De eerste fase betreft een onderzoek naar de vraag of in de nog beschikbare archieven nadere informatie te vinden is omtrent de wijze waarop het Openbaar Ministerie is omgegaan met van seksueel misbruik verdachte geestelijken van de Rooms-Katholieke Kerk. Deze fase van het onderzoek eindigt uiterlijk 31 december 2012.

In de tweede fase staat de vraag centraal of op basis van de informatie uit de eerste fase en de reeds beschikbare informatie valt na te gaan of het Openbaar Ministerie in het algemeen tegen die geestelijken anders is opgetreden dan tegen andere verdachten van (soort)gelijke delicten.

Voor de onderzoeksperiode zal aangesloten worden bij de onderzoeksperioden zoals deze gehanteerd zijn of worden door de commissie-Deetman en de commissie-Samson. Dit betekent dat de periode van 1945–2010 onderzocht wordt.

Naar verwachting kan het onderzoek in het voorjaar van 2013 worden afgesloten met een eindrapportage. Deze eindrapportage zal ik aan Uw kamer zenden.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven