21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 268 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2012

Hierbij ontvangt u het verslag van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 17 februari 2012.

Het grootste deel van de Raad stond in het teken van twee debatten. Eén over Vrouwen in Raden van Bestuur en één over de uitvoering van de Europa2020-strategie. Daarnaast presenteerde de Commissie een beknopt rapport over de beperkingen op het vrije werknemersverkeer met betrekking tot Roemenië en Bulgarije.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 17 februari 2012

Deze eerste Raad WSBVC onder Deens voorzitterschap bevatte geen wetgevende onderwerpen die ter besluitvorming waren geagendeerd. Het grootste deel van de Raad stond in het teken van twee debatten. Eén over Vrouwen in Raden van Bestuur en één over de uitvoering van de Europa2020-strategie. Daarnaast presenteerde de Commissie een beknopt rapport over de beperkingen op het vrije werknemersverkeer met betrekking tot Roemenië en Bulgarije.

Vrouwen in raden van bestuur

Aanleiding voor dit debat is het feit dat vrouwen in raden van bestuur ondervertegenwoordigd zijn, ondanks allerlei maatregelen en initiatieven. Zo heeft Commissaris Reding in maart 2011 een initiatief gelanceerd waarbij bedrijven vrijwillig toezegden het aandeel vrouwen in raden van bestuur te verhogen. Zoals destijds beloofd, is Reding nu bezig dit initiatief te evalueren en zal zij daarna eventueel met een voorstel komen op Europees niveau. Mogelijk bevat dit voorstel bindende quota.

In hun interventies gingen veel lidstaten dan ook in op de wenselijkheid van het invoeren van bindende quota op Europees niveau. Het grootste deel van de lidstaten vond dat het aan de lidstaten zelf is om maatregelen in te stellen. Zij toonden zich geen voorstander van verplichte quota’s op Europees niveau. Slechts een paar lidstaten riepen op om bindende maatregelen aan te nemen op Europees niveau. Dit waren tevens de landen die zelf al wettelijke quota hebben ingesteld in enigerlei vorm.

Ook Nederland gaf aan van mening te zijn dat bedrijven met deze problematiek zelf aan de slag moeten. Verplichte quota op Europees niveau passen daar niet bij. Verder erkende Nederland dat er nog steeds barrières zijn en dat bevordering van diversiteit van belang is. De afgelopen jaren zijn er wel steeds meer vrouwen aan het werk gegaan, ook in hogere- en managementfuncties. Verder heeft Nederland de eigen initiatieven toegelicht: het Charter «talent naar de top» en de tijdelijke wettelijke maatregel met een verplichting om te streven naar een evenwichtige samenstelling van raden van bestuur en raden van commissarissen (met ten minste 30% van elke sekse).

Overigens werd in het debat breed erkend dat er nog steeds barrières zijn waardoor het aantal vrouwen in hoge posities sterk achterblijft. Het nemen van maatregelen is belangrijk. Een aantal lidstaten uit Oost-Europa dacht hierbij in eerste instantie aan verbeteringen bij de combinatie arbeid en zorg, zoals kinderopvang. Veel Lidstaten beschreven de maatregelen die ze in de afgelopen jaren genomen hadden. Dit betrof bijvoorbeeld een quotum voor de kieslijsten van het EP (minimaal 35% van één geslacht) en een vrijwillige gedragscode voor headhunters. Een groot deel van de lidstaten heeft een actieplan opgezet of doelen gesteld, de meerderheid vrijwillig. Veel Lidstaten zien verbetering, alhoewel de vooruitgang langzaam gaat.

Vicevoorzitter Reding zei in haar afsluitende interventie dat zij het ermee eens was dat de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de lidstaten ligt. Ze was tevreden met de vele initiatieven in de LS, maar concludeerde wel dat het resultaat tot nu toe zeer beperkt is. Ze noemde zelf nog enkele andere in haar ogen belangrijke initiatieven, zoals Business-schools die willen bijdragen om het glazen plafond te doorbreken en netwerken van vrouwen in raden van bestuur die zelf als rolmodel kunnen dienen. Reding gaf aan dat zij de informatie mee zal nemen in het rapport dat de Commissie op 8 maart (internationale vrouwendag) zal uitbrengen.

Europa 2020-strategie

Belangrijk doel van het agendapunt over de Europa2020-strategie was het geven van een heldere boodschap aan de Europese Raad, die op 1 maart aanstaande bijeenkomt, om te spreken over het Europees Semester. In aanloop naar het formuleren van deze boodschap heeft de Commissie in november vorig jaar de jaarlijkse groei-analyse uitgebracht waarin de Europese Commissie haar analyse van prioriteiten voor groeiversterking in de Europese Unie voor 2012 presenteert (zie ook Kamerbrief 21 501-20, nr. 600). Naar aanleiding van deze analyse is de afgelopen maanden uitgebreid gediscussieerd over de prioriteiten op het gebied van werkgelegenheids- en sociaal beleid. Dit is uitgemond in Raadsconclusies die op deze Raad zijn aanvaard. De conclusies benadrukken dat economische groei moet worden bevorderd en dat er meer banen gecreëerd moeten worden. Macro-economische stabiliteit, het stimuleren van werkgelegenheid bij bedrijven en het creëren van goede arbeidsomstandigheden zijn essentieel voor groei en het verbeteren van het concurrentievermogen.

De Commissie opende het debat met de boodschap dat de budgettaire maatregelen die de lidstaten momenteel moeten nemen de groei en werkgelegenheid niet mogen ondermijnen. Als essentiële aanpakken daarbij werden genoemd, het goedkoper maken van arbeid, het stimuleren van bedrijvigheid en het MKB in het bijzonder, stimuleringsmaatregelen waarmee jongeren een plaats op de arbeidsmarkt kunnen verwerven (inclusief gerichte bevordering van hun mobiliteit binnen de EU), actieve integratiemaatregelen, het beter afstemmen van onderwijs en opleidingssystemen op de vraag op de arbeidsmarkt en het doorvoeren van structurele arbeidsmarkthervormingen, waarbij lidstaten veel van elkaar kunnen leren.

In hun interventies noemden lidstaten veelal dezelfde recepten als Commissie voor de aanpak van de economische crisis en de daarmee gepaard gaande oplopende werkloosheid. Bijna alle lidstaten wezen op de noodzaak van actieve steun aan jongeren, waarvan in sommige lidstaten bijna de helft werkloos is. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, ontkende de noodzaak tot investeren niet, maar benadrukte in hun interventies de noodzaak om via structurele hervormingen de overheidsfinanciën op orde te krijgen.

Een ander terugkerend punt in de interventies was de noodzaak om langer door te werken en dus de pensioengerechtigde leeftijd aan te pakken. Een vierde belangrijk element in de interventies was het lonend maken van werk en het voeren van een actief beleid gericht op betere inzetbaarheid van werkenden en werkzoekenden. Ook benadrukten lidstaten het grote belang van het ESF voor het ook in toekomst kunnen voeren van actief arbeidsmarktbeleid.

De Nederlandse interventie onderstreepte het belang van gezonde overheidsfinanciën als een voorwaarde voor een gezonde groei van de economie. Minister Kamp gaf aan dat de Nederlandse werkloosheid weliswaar relatief laag is, maar dat ook in Nederland structurele hervormingen nodig zijn. Zo moet de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt beter en moet het stelsel van sociale zekerheid activerender worden. De minister stelde dat Nederland inzet op het aan het werk krijgen en houden van iedereen die kan werken, waarbij duurzame inzetbaarheid, vooral ook van ouderen, centraal staat. Ook wees hij op de aanstaande Wet Werken naar Vermogen en op de positieve resultaten van het Nederlandse Actieplan Jeugdwerkloosheid. De minister stelde vervolgens dat deze goede maatregelen verstoord dreigden te worden door het voornemen van de Commissie om de pensioenrichtlijn uit 2003 («IORP») te herzien. Het gaat dan vooral om solvabiliteitseisen die grote gevolgen, bijvoorbeeld in de vorm van premiestijging, zouden hebben voor het Nederlandse kapitaalgedekte pensioenstelsel. De minister uitte zijn grote bezorgdheid over dit voornemen en meende dat dit niet te rijmen valt met de lange termijn doelstelling van de EU om pensioenen adequaat en betaalbaar te maken en houden.

Overgangsregelingen vrij verkeer van werknemers uit Bulgarije en Roemenië

Onder het agendapunt «diversen» informeerde Commissaris Andor de Raad dat de Commissie nota heeft genomen van het besluit van een negental lidstaten om de beperkingen op het vrij verkeer van werknemers tot 2014 voort te zullen zetten. Commissaris Andor benadrukte het belang van het vrij verkeer van werknemers door te stellen dat het een hoeksteen van de interne markt is en één van de concrete voordelen van EU lidmaatschap voor individuele burgers. Hij meende dat er geen bewijs bestaat van negatieve neveneffecten van het vrij verkeer. De afgelopen jaren was juist gebleken dat de arbeidsstromen vraag- gestuurd zijn en de markt dus zijn werk doet. De negatieve effecten van beperkingen op het vrij verkeer moeten daarentegen niet onderschat worden: schijnzelfstandigheid, sociale dumping en zwart werk. De Commissie zal de negen lidstaten die nog beperkingen hanteren een brief sturen waarbij sommige lidstaten om aanvullend bewijsmateriaal zal worden gevraagd. Daarnaast zal de Commissie een «mid term review» uitvoeren.

De door de overgangsmaatregelen getroffen lidstaten hebben in het daaropvolgende debat hun teleurstelling geuit dat de Commissie slechts een kort feitelijk document had opgesteld, zonder toets op de onderbouwing van de lidstaten. Nederland werd er daarbij uitgelicht als land waarbij de noodzaak tot beperkingen ontbrak door de lage werkloosheid. Ook werden zorgen uitgesproken over de recente discriminerende en xenofobe uitlatingen over Midden- en Oost-Europeanen binnen de EU.

Minister Kamp heeft hierop gereageerd door te stellen dat het vrij werknemersverkeer ook voor Nederland een groot goed is. Nederland is drukdoende om de problemen die zich op de Nederlandse arbeidsmarkt voordoen, mede als gevolg van de instroom van werknemers uit Midden- en Oost-Europa, aan te pakken. De afgelopen jaren zijn meer dan 300 000 werknemers in Nederland komen werken. Tegelijk zitten er in Nederland 500 000 mensen thuis met een uitkering. De minister gaf aan dat het met de meeste werknemers van elders goed gaat, maar dat met enkelen problemen bestaan. Hij wees in dit verband onder meer op illegale huisvesting, uitbuiting door malafide uitzendbureaus, de problematiek van schijnzelfstandigheid en op de afhankelijkheid van sociale uitkeringen. Hij wees erop dat Europese regels soms in de weg staan aan het in goede banen leiden van de stroom arbeidsmigranten.

Naar boven