Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | nr. 12, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | nr. 12, item 7 |
Aan de orde is het VAO Leraren (AO d.d. 09/10).
De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Leraren. Ik heet de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van harte welkom en geef mevrouw Van den Hul namens de PvdA het woord.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Mag ik beginnen met u van harte te feliciteren met uw verjaardag. Misschien moeten we allemaal even zingen. Nee, laten we dat maar niet doen, want dat vindt u niet leuk. Van harte gefeliciteerd!
Vorig jaar stonden we hier ook en het jaar daarvoor ook. Het is een terugkerend thema. We hadden gisteren een eerlijk gezegd teleurstellend debat met de minister over het lerarentekort. Ik zei het gisteren ook: het lijkt soms wel een abstracte discussie, maar er is wel degelijk een groot probleem. Er gaan dagelijks kinderen naar huis en er worden noodgrepen gepleegd. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de leerplicht geldt voor kinderen vanaf 5 jaar maar in de praktijk de norm is dat kinderen vanaf hun 4de jaar al naar de basisschool gaan;
constaterende dat schoolleiders waarschuwen dat als gevolg van het lerarentekort kinderen in de nabije toekomst misschien pas vanaf hun 5de jaar een plek op een basisschool kunnen krijgen;
verzoekt de regering te garanderen dat elk kind vanaf 4 jaar nu en in de toekomst zeker is van een plek op een basisschool,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat elk kind zeker moet zijn van een goede leraar voor de klas;
constaterende dat dit nu niet het geval is en zowel leraren als schoolbestuurders vragen om structurele oplossingen om het lerarentekort aan te pakken;
overwegende dat een nieuwe cao in het primair onderwijs hieraan kan bijdragen, mits daarin structureel extra financiële middelen worden opgenomen;
verzoekt de regering in haar gesprek met het onderwijsveld op 16 oktober aanstaande cao-onderhandelingen niet voorwaardelijk te maken bij de discussie over extra middelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het lerarentekort de kwaliteit en kansengelijkheid in het onderwijs ondermijnt;
overwegende dat met de huidige maatregelen, inclusief eventueel incidenteel extra geld, het lerarentekort nog onvoldoende wordt opgelost;
verzoekt de regering met een structurele oplossing voor het lerarentekort te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 374 (27923).
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter, ook van mij gefeliciteerd. Misschien moeten we straks bij de stemmingen gaan zingen, want dan zit de hele zaal tenminste vol.
De voorzitter:
Nee, het is goed, dank u wel!
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er 31.000 mensen zijn met een onderwijsbevoegdheid voor het primair onderwijs, die niet in het onderwijs werken;
overwegende dat twee derde van deze "stille reserve" ervoor openstaat om terug te keren naar het onderwijs;
constaterende dat hoge werkdruk een grote reden is om niet voor het onderwijs te kiezen;
overwegende dat meer handen in de klas de werkdruk kan verlagen en ervoor kan zorgen dat er meer tijd is voor persoonlijke aandacht voor leerlingen;
overwegende dat uit cijfers van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, de SBB, blijkt dat onderwijsassistenten moeilijk aan een baan komen;
verzoekt de regering met voorstellen te komen om scholen te ondersteunen bij een effectieve inzet van onderwijsassistenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
En een tweede.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij het aanbreken van de zomervakantie 1.000 leraren hun baan hebben verloren;
constaterende dat het aantal tijdelijke contracten in het onderwijs stijgt;
overwegende dat er in 2020 een tekort van bijna 3.300 leraren is;
verzoekt de regering met werkgevers af te spreken dat leraren die boventallig zijn, niet worden ontslagen maar aan de slag kunnen op een andere school,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kwint namens de SP.
De heer Kwint (SP):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een vrij onbevredigend debat over het lerarentekort achter de rug. Daarbij was de mededeling van dit kabinet en de coalitie vooral: we doen al heel veel, maar hier zult u het voorlopig toch echt mee moeten doen; we zullen hier en daar misschien nog wat aanscherpen en bijschaven, maar daar zullen de docenten het mee moeten doen. Dat doet wat ons betreft geen recht aan de ernst van de situatie. Daarom een aantal verbetervoorstellen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het lerarentekort steeds verder toeneemt;
constaterende dat de genomen maatregelen nog onvoldoende resultaat opleveren;
verzoekt de regering om in kaart te brengen wat naast de huidige maatregelen verder nodig is om het lerarentekort duurzaam en uiterlijk in 2022 op te lossen, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren, en hierbij specifiek in te gaan op de dreigende problematiek in het voortgezet onderwijs,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kwint (SP):
Dan over het fameuze gesprek met de premier dat komende woensdag gaat plaatsvinden. Ja, wij zouden de premier natuurlijk niet in zijn hemd willen laten staan. Daarom hebben wij iets bedacht waardoor dat gesprek misschien wat beter kan verlopen. Anders is het ook een beetje zonde van zijn kostbare tijd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog steeds sprake is van een loonkloof tussen het primair en voortgezet onderwijs;
van mening dat onder andere het dichten van de loonkloof noodzakelijk is om het lerarentekort te bestrijden;
verzoekt de regering om in het gesprek met het onderwijsveld op 16 oktober aanstaande expliciet te bespreken wat volgens betrokkenen het gevolg zou zijn van het dichten van deze loonkloof voor het lerarentekort in het primair onderwijs, en de Kamer na afloop van dit gesprek hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kwint (SP):
Ik vond het zelf een erg goed idee.
Dan over de toename van het aantal onbevoegde docenten voor de klas, funest voor de kwaliteit van het onderwijs en ook funest voor deze docenten zelf, die vermoedelijk het onderwijs alweer gaan verlaten voordat ze hun bevoegdheid überhaupt hebben kunnen halen. Als toelichting op de volgende motie moet ik zeggen dat de minister zei dat het hem een goed idee leek om het hierover te hebben tijdens de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van collega Bisschop en mij. Dat lijkt mij niet het beste moment om dit te bespreken, vandaar dat ik in zes seconden de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat zijinstromers een geschiktheidsonderzoek moeten doen voordat zij les mogen geven om te bepalen in hoeverre zij geschikt zijn als leraar;
overwegende dat artikel 33 van de Wet op het voorgezet onderwijs het mogelijk maakt onbevoegden voor de klas te zetten in bepaalde situaties;
constaterende dat een geschiktheidsonderzoek niet voor alle onbevoegden die lesgeven op grond van artikel 33 verplicht is;
van mening dat voor alle onbevoegden gekeken moet worden of zij überhaupt geschikt zijn als leraar alvorens zij onbevoegd gaan lesgeven;
verzoekt de regering schoolbesturen ook een onafhankelijk geschiktheidsonderzoek te laten afnemen bij alle onbevoegden alvorens zij via artikel 33 WVO les gaan geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kwint (SP):
Dank voor uw coulance, voorzitter. Als dank zal ik in ieder geval niet gaan zingen vandaag.
De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel, meneer Kwint.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Smals. Nee? De heer Beertema, ook niet? De heer Van Meenen namens D66.
De heer Van Meenen (D66):
Ik heb een heel zwaar leven ...
De voorzitter:
Er wordt gepest, merk ik, door de heer Rog en de heer Beertema.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Het was mij niet opgevallen dat u jarig was, omdat u er elke dag jarig uitziet. Maar mijn hartelijke felicitaties. Het zingen zal ik u nu besparen. Zo doen we allemaal wat.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Meenen, heel goed.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter, één motie en die gaat over de regionale samenwerking.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat regionale samenwerking van groot belang is in de strijd tegen het lerarentekort;
constaterende dat er nog steeds besturen zijn die niet actief wensen samen te werken in hun regio;
verzoekt de regering een adequaat sanctiebeleid op te stellen om deze besturen alsnog te dwingen tot deelname aan de regionale samenwerking ter bestrijding van het lerarentekort,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik weet dat de laatste motie wordt gekopieerd. Twee minuten? Dan schors ik de vergadering voor twee minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.
Minister Slob:
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Kamer voor het, in mijn ogen wel constructieve, overleg van gisteren. Ik weet dat de teleurstelling van sommigen komt doordat ze graag heel veel meer geld beschikbaar zouden willen hebben. Dat respecteer ik, maar dat laat onverlet dat we gisteren op onderdelen met elkaar toch ook hebben kunnen constateren dat de aanpak die dit kabinet heeft doorgetrokken van het vorige kabinet, nog aangevuld met allerlei andere zaken, zoals de regio en het helpen en faciliteren van scholen op het moment dat ze in een noodsituatie komen, effecten heeft, ook in harde aantallen. We moeten onverminderd doorgaan. De krapte op de arbeidsmarkt is steeds groter geworden. Het zijn dus hele moeilijke tijden, maar we laten ons daardoor niet ontmoedigen. We proberen waar het maar kan de mensen in de scholen te helpen bij hun mooie werk, maar dat is wel in de hele moeilijke omstandigheden waarin ze nu verkeren.
Dat brengt me bij de moties. Allereerst de motie op stuk nr. 372 van mevrouw Van den Hul, waarin de regering wordt verzocht te garanderen dat elk kind vanaf vier jaar nu en in de toekomst zeker is van een plek op een basisschool. Wij weten allemaal dat de leerplicht vanaf vijf jaar geldt. Een kind vanaf vijf jaar heeft dus echt een leerplicht. Maar we weten ook dat er vanaf vier jaar een leerrecht is. Dat hoeft niet een volle week, maar dat mag ook vier dagen. Dat hangt soms ook een beetje van het kind af. Ouders kunnen gewoon een beroep doen op dat recht. Die regels blijven onverkort van kracht, ook in deze moeilijke tijd. U vraagt hier om dat te garanderen, maar de rechten en plichten in de wet blijven onverkort van kracht. In zekere zin is deze motie dus overbodig. We gaan de wetgeving niet veranderen. We zijn niet bezig opeens hele andere dingen te doen. Dit is zoals het in onze wet- en regelgeving geregeld is. We zijn wel in overleg met de schoolbesturen, ook in het kader van wat ze in noodsituaties moeten doen en op welke wijze ze soms gebruik kunnen maken van ruimtes in de wet, maar dat moet op maat gebeuren, zoals ik gisteren al heb aangegeven. De inspectie zal daar op een adaptieve manier, zoals we dat zo mooi noemen, toezicht op houden.
De voorzitter:
Ik wil u vragen om alle moties van mevrouw Van den Hul eerst te behandelen. Daarna krijgt zij het woord.
Minister Slob:
Dan doe ik dat gelijk. De motie op stuk nr. 373 is overbodig. Er zijn geen voorwaarden verbonden aan het gesprek dat we volgende week gaan voeren. De betrokken partijen hebben de minister-president en ook mij gevraagd om in gesprek te gaan. Dat is toegezegd. Ze zijn volledig vrij om alles wat ze willen zeggen in dat gesprek aan de orde te stellen. Wij zijn uiteraard ook vrij om daar wat observaties van onze kant aan toe te voegen. We zullen zien waar dat gesprek uiteindelijk toe gaat leiden. Maar er is geen enkel dictaat vooraf over wat wel of niet tijdens het gesprek besproken zou mogen worden. Dat zou ook ontzettend raar zijn. Ik heb dan ook helemaal geen motie nodig om daar opeens ruimte voor te maken, want die ruimte is er onverkort. En volgens mij is er ook voldoende zuurstof in het Torentje om met elkaar te kunnen spreken.
De motie op stuk nr. 374 verzoekt de regering om met een structurele oplossing voor het lerarentekort te komen. Ik weet niet hoeveel tijd ik heb, maar u wilt uw verjaardag vieren, dus ik zal het kort houden.
De voorzitter:
Heel kort. Dank.
Minister Slob:
We hebben gisteren uitgebreid met elkaar besproken wat de aanpak is: de aanpak via de actielijnen in de regio's stimuleren, de samenwerking, wat we landelijk opvangen en proberen tot resultaat te brengen, hoe we de scholen ondersteunen, bijvoorbeeld de G5, op het moment dat ze in moeilijke situaties terechtkomen en welke ruimte er dan voor ze is. Kortom, we zijn zowel voor de korte als de lange termijn met elkaar bezig om dit moeilijke vraagstuk het hoofd te bieden. Dat is niet eenvoudig, daar begon ik net ook mee. In het kader van wat we allemaal met elkaar op dit moment aan het doen zijn, snap ik niet waarom we nu met structurele oplossingen zouden moeten komen waar dat gewoon onderdeel is van de plannen die nog zijn doorgetrokken van het vorige kabinet en waar de partij van mevrouw Van den Hul ook onderdeel van was. Dus ik ontraad deze motie.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Op alle drie de moties heb ik toch nog een vervolgvraag voor de minister. De minister zegt over de motie op stuk nr. 372 dat deze eigenlijk overbodig is omdat het leerrecht voor kinderen vanaf vier jaar al voldoende juridisch is verankerd. Ik zou willen dat de minister gelijk had dat het overbodig is, maar ik luister naar de schoolleiders en zij waarschuwen er toch echt heel duidelijk voor dat als er niks gebeurt, kinderen in de zeer nabije toekomst pas vanaf hun vijfde naar school kunnen. Ik zou toch aan de minister willen vragen hoe die twee zich tot elkaar verhouden. Aan de ene kant zegt de minister dat het allang kan, allang gebeurt en niet nodig is.
Minister Slob:
Dat kan ik heel snel doen. In het plan van de G5 werd inderdaad als optie opgenomen dat in noodsituaties maatregelen genomen moeten kunnen worden. Dat plan heb ik ook met ze besproken en daarover hebben we met elkaar afgesproken dat de wet- en regelgeving onverminderd van kracht blijft, dus vanaf vijf jaar de leerplicht en vanaf vier jaar een leerrecht, met wel wat ruimte voor de jongere kinderen als het gaat om het aantal dagen dat ze naar school gaan. Met alle steden hebben we afgesproken dat ze op maat hun voorstellen kunnen doen. De inspectie zal daar toezicht op houden. Uiteraard doen ze dat ook met dit soort regelgeving in de hand.
De voorzitter:
Ik wil dat het echt kort is, want we hebben twee begrotingen, we hebben stemmingen, we hebben een afscheid van een collega. Dit onderwerp is al uitentreuren besproken, dus ik wil het echt beperken tot de moties. Mevrouw Van den Hul tot slot.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Op mijn moties op de stukken nrs. 373 en 374 heb ik ook nog vragen. Ik ben niet overtuigd door het antwoord van de minister. Hij heeft het over maatwerk. Ik wil van de minister de garantie dat dat maatwerk wel betekent dat er voor alle kinderen van vier jaar nog steeds een plek is op school. We moeten niet naar een situatie waarin het lerarentekort ervoor zorgt dat het leerrecht voor kinderen van vier jaar onder druk staat. Daarin ben ik nog niet gerustgesteld. Ik heb nog een tweede vraag. De minister zegt dat cao-onderhandelingen niet voorwaardelijk zijn. Dan raad ik hem toch aan om de woorden van de minister-president tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen nog eens terug te luisteren. Hij zei toch heel duidelijk dat er eerst een cao afgesloten moet worden voor er gesproken kan worden over extra geld, incidenteel of niet. Dat klinkt mij wel in de oren als een voorwaarde. Dat is ook in het veld zo overgekomen. Ik zou de minister willen vragen om dat dan uit de lucht te halen als we dat verkeerd hebben begrepen. Op het derde punt zegt de minister dat hij allang bezig is met structurele oplossingen. Eén heel structurele oplossing ontbreekt, namelijk het gesprek over structureel extra geld. Daar gaat deze motie over. De sector is daarin heel duidelijk: we zijn er niet met incidenteel extra geld.
De voorzitter:
Dan heeft u uw punt gemaakt.
Minister Slob:
Ik heb net aangegeven dat de motie op stuk nr. 373 gaat over wat we in het gesprek met elkaar zouden moeten gaan bespreken en aan elkaar moeten verbinden. Ik heb aangegeven dat dat gesprek een open gesprek is. Iedereen is vrij om in te brengen wat hij wil. Kortom, daar gaan we met elkaar over in gesprek. Over het derde punt heb ik wel voldoende gezegd, denk ik. Ik blijf bij mijn oordeel.
De voorzitter:
Ik zie de heer Van Meenen staan. U staat niet onder de moties.
De heer Van Meenen (D66):
Klopt.
De voorzitter:
De moties zijn ontraden en toch staat u hier.
De heer Van Meenen (D66):
Ik heb een vraag over het advies over de motie op stuk nr. 372. Ik moet mijn fractie kunnen adviseren.
De voorzitter:
Oké. Ja.
De heer Van Meenen (D66):
Het is natuurlijk wel degelijk zo dat de schoolbesturen hebben gezegd dat ze de toelating op 4-jarige leeftijd wellicht niet meer kunnen garanderen. De minister is daarover in gesprek. Soms is een motie overbodig en soms is ze ondersteuning van beleid. Dat laatste gebruiken we hier niet zo vaak, maar ik denk dat het toch misschien wel zinvol kan zijn om hierover een uitspraak van de Kamer te hebben. Het is voor ons echt niet acceptabel dat er aan dat recht getornd wordt. Hoe kijkt de minister daarnaar?
De voorzitter:
Dat is helder.
Minister Slob:
We houden onverkort vast aan wat in onze wet- en regelgeving is vastgelegd over plichten en rechten met betrekking tot schoolgaan. Daarover hebben we afspraken gemaakt. Die waren nog redelijk ongericht. De gerichte plannen vanuit de steden zullen door de Inspectie beoordeeld worden.
De voorzitter:
De volgende motie.
Minister Slob:
Dan de motie op stuk nr. 375. Ik kan kort aangeven dat ik deze motie oordeel Kamer laat. Ik denk dat het inderdaad goed is, met het groeiend aantal onderwijsassistenten, scholen daarin te ondersteunen om ervoor te zorgen dat ze op een effectieve manier worden ingezet.
Ik kom bij de motie-Westerveld/Van Meenen op stuk nr. 376. U kent mijn positie. Ik zit niet zelf aan de cao-tafel. Maar u kent ook mijn positie dat wij het ook heel belangrijk vinden dat er geen mensen boventallig worden en er geen mensen in bovenwettelijke regelingen terecht gaan komen. Kortom, het is een heel belangrijke doelstelling om daar effectief mee bezig te zijn. Als ik uw motie zo mag uitleggen dat ik deze boodschap zal meegeven aan degenen die daar aan die tafels afspraken moeten maken, dan geef ik de motie oordeel Kamer. Het zou een duidelijk signaal zijn als de Kamer dat in meerderheid zou ondersteunen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 376 krijgt oordeel Kamer.
Minister Slob:
Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 377. Daarop geef ik dezelfde reactie als bij de motie-Van den Hul op stuk nr. 374. Het is een gelijksoortige motie. Die ontraad ik met nog één opmerking erbij. Het voortgezet onderwijs doet volledig mee bij de aanpak. Sterker nog, zowel bij de actielijn als in de regio hebben we specifiek voor het voortgezet onderwijs nog een aanpak voor de tekortvakken. Daar is dus nog specifiek extra aandacht voor. Dat is misschien ook een geruststelling voor de heer Kwint, die zich daar zorgen over maakte.
De voorzitter:
Goed.
Minister Slob:
De motie op stuk nr. 378 gaat over het gesprek van volgende week. Die ontraad ik. Ik heb net aangegeven dat we dat gesprek op open wijze zullen gaan voeren.
Ik vraag de heer Kwint zijn motie op stuk nr. 379 aan te houden tot we nader zullen spreken over het register, want dat raakt in alles aan bevoegdheden, hoe om te gaan met niet-bevoegden en op welke wijze we daarin moeten handelen. Ik vraag hem de motie aan te houden. Als hij haar in stemming brengt, dan ontraad ik haar, omdat het op deze wijze niet zo ongericht kan.
De voorzitter:
En dan de laatste motie van de heer Kwint.
Minister Slob:
Dat is de laatste motie van de heer Kwint.
Dan de motie op stuk nr. 380 van de heer Van Meenen en mevrouw Westerveld. Ik snap de achterliggende gedachte bij deze motie. Als men bewust afzijdig blijft bij samenwerkingen die wel noodzakelijk zijn, dan is dat natuurlijk een ergernis. Het punt is dat we daar op dit moment nog niet volledig zicht op hebben. Het niet meedoen aan een subsidieregeling betekent nog niet dat er niet samengewerkt wordt, dus dat zijn we nader aan het bestuderen. Er is op dit moment ook geen wettelijke grond om dan met sancties te komen. Dan zouden we de wet moeten veranderen, en u weet dat we daar twee jaar mee bezig zijn. Ik snap de achterliggende gedachte, maar ik vraag de heer Van Meenen deze motie aan te houden tot later dit kalenderjaar. Ik heb aangegeven dat ik nog voor de kerst met een analyse kom van wat er in de regio's gebeurt. Dan kunnen we nader bezien welke stappen er eventueel gezet moeten worden.
De voorzitter:
De heer Kwint, heel kort.
De heer Kwint (SP):
Nou, dat wordt nog ingewikkeld met drie moties.
De voorzitter:
Ja. Toch kunt u dat.
De heer Kwint (SP):
De minister doet alsof met een structurele oplossing voor het lerarentekort komen hetzelfde is als in kaart brengen wat er nodig is om op weg naar 2022 met een oplossing voor het lerarentekort te komen. Dat zijn twee heel andere dingen, dus ik snap in die zin niet waarom hij bij mijn motie, op stuk nr. 377 voor de meelezers, verwijst naar het preadvies over de motie van mevrouw Van den Hul op stuk nr. 374. Het zijn gewoon twee andere dingen.
De voorzitter:
Ja, en dan?
Minister Slob:
Onze aanpak is erop gericht om via de verschillende sporen waarlangs we werken — het is gisteren uitvoerig besproken; dat zal ik nu niet herhalen — het hoofd te bieden aan de krapte op de arbeidsmarkt, die ook in het onderwijs hard doortikt. We doen alles wat we kunnen binnen de mogelijkheden die we hebben. Dat heb ik voor u in kaart gebracht. Daar heeft u alle informatie over ontvangen, misschien meer dan dat zelfs, want u krijgt ongelofelijk veel. Dat hebben we met elkaar besproken en in die lijn ga ik verder werken.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Maar het probleem is dat ondanks al die maatregelen het lerarentekort nog steeds toeneemt. Daarom willen we graag op lange termijn een echte oplossing en willen we graag zien wat daarvoor nodig is.
Dan over die andere motie. Het is prima dat het gesprek met het onderwijs open wordt aangegaan. Het enige wat onze motie vraagt, is om dan ook eens te vragen wat volgens het onderwijsveld zelf de gevolgen zouden zijn van het dichten van die loonkloof. Dat trekt helemaal geen wissel op dat gesprek. Dat kan gewoon meegenomen worden. Het enige wat wij vragen, is: voer dat open gesprek, maar neem dit in ieder geval ook mee.
Minister Slob:
Ik heb gisteren heel veel onderwerpen meegekregen, die ik uiteraard in mijn achterhoofd heb zitten. Die zullen ongetwijfeld aan de orde komen, want we kennen ook degenen die aan de andere kant van de tafel zitten. Die zullen daar zelfs zonder dat we ernaar vragen daarom gaan vragen. Ik heb echt geen moties om een goed gesprek met deze mensen te hebben, dus daarom ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties stemmen we volgende week dinsdag. Dan schors ik nu de vergadering voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20192020-12-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.