Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 maart 2008 over genitale verminking.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben ongeveer twee weken geleden een algemeen overleg gehouden over genitale verminking. Tijdens dat algemeen overleg is mij opgevallen dat zowel de Kamer als het kabinet van mening is dat genitale verminking op alle mogelijke manieren bestreden dient te worden, dat het aantal meldingen van genitale verminking op dit moment laag is en dat alles op alles moet worden gezet om dit aantal te verhogen. Ook is toen, in navolging van mijn motie die in december vorig jaar is aangenomen, toegezegd dat de minister voor Jeugd en Gezin in mei met een inventarisatie zou komen van de ervaringen met de meldplicht in het buitenland.

Ik zou graag van dit VAO gebruik willen maken om een motie in te dienen, zodat wij de vinger aan de pols houden en regelmatig op de hoogte worden gehouden van de acties die worden ondernomen om genitale verminking terug te dringen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naar schatting 16.000 meisjes het risico lopen, genitaal verminkt te worden;

overwegende dat in Frankrijk al jarenlang een meldplicht bestaat voor kindermishandeling, waaronder genitale verminking, en dat deze meldplicht in Frankrijk tot een aantal veroordelingen heeft geleid van mensen die zich schuldig maken aan genitale verminking;

ervan uitgaande dat de ervaringen in Frankrijk met betrekking tot de meldplicht inzake kindermishandeling, waaronder genitale verminking, en de voor- en nadelen hiervan betrokken worden bij de toegezegde inventarisatie die de Kamer in mei 2008 zal ontvangen;

verzoekt de regering, de Kamer vóór 1 september 2008 te informeren welke acties zijn ondernomen naar aanleiding van de 37 meldingen van genitale verminking of het vermoeden van voornemen daartoe;

verzoekt de regering tevens, de Kamer vóór 1 september 2008 te informeren over de mogelijkheid tot invoeren van een meldplicht voor kindermishandeling, waaronder genitale verminking, in Nederland, met een plan van aanpak, wanneer tot invoering zou worden besloten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66(28345).

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik sluit mij volledig aan bij de strekking van de motie van mevrouw Arib. Vrouwelijke genitale verminking is vrouwonterend. Het komt helaas nog steeds vaak voor, ook in ons land, gewoon in een flat op driehoog in Den Haag. De meisjes krijgen om het heuglijke feit te vieren achteraf een lolly mee.

Het beleid van de regering is slap. Het is slechts het kopen van een goed gevoel. Het is voorlichting. Meer dan dat is het niet. Kleine meisjes worden de dupe. Door dit beleid wordt de overheid uiteindelijk medeverantwoordelijk. Ik wil graag twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Frankrijk al meerdere daders opgespoord, vervolgd en bestraft zijn voor vrouwelijke genitale verminking en in ons land nul;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat de redenen hiervoor kunnen zijn en dan vooral de rol van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling in dezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67(28345).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Engeland de politie tipgeld uitlooft om vrouwelijke genitale verminking op te sporen;

van mening dat dit kan bijdragen aan de opsporing van vrouwelijke genitale verminking en zogeheten midgaans in ons land;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de politie tipgeld mag en gaat uitloven om vrouwelijke genitale verminking op te sporen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68(28345).

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik heb per ongeluk in de tweede motie een woord verkeerd uitgesproken. In de tweede overweging heb ik "oplossing" gezegd in plaats van "opsporing".

De voorzitter:

Als het goed op papier staat, zullen wij ervoor zorgen dat het goed in het stenogram terechtkomt.

Alleen als je, zoals mij is overkomen, een hele motie verkeerd opleest, komt deze gewoon in het stenogram te staan. Ik begin nog steeds te zweten als ik eraan terugdenk.

Mevrouw Schermers (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO genitale verminking heeft de CDA-fractie gemeld blij te zijn met wat er al is bereikt, maar vooral te willen kijken naar de toekomst. Hoe kan de preventie worden verbeterd?

Verder hebben wij aandacht gevraagd voor de nazorg. De bewindslieden hebben getoond overtuigd te zijn van de urgentie van het probleem en hebben de Kamer duidelijke toezeggingen gedaan. De intentie is duidelijk, maar de toezeggingen moeten nog wel wat concreter. Mijn fractie houdt nauwgezet de vinger aan de pols bij de uitvoering daarvan.

Gezien het belang van dit onderwerp wil ik toch nog even twee punten aantippen. Kan de staatssecretaris nog eens ingaan op de situatie die optreedt als blijkt dat een meisje besneden is? Hoe wordt dan omgegaan met de eventuele zusjes in het gezin? Is ondertoezichtstelling van het gezin een reële optie en wie beslist daarover? Ten aanzien van de nazorg heeft de staatssecretaris gemeld dat zij Pharos heeft gevraagd om nog in 2008 een conferentie te organiseren over de medische gevolgen van genitale verminking. Daarmee zegt zij dat zij dit ook een belangrijk onderwerp vindt. Wat zal er na die conferentie gebeuren ten aanzien van de nazorg voor de reeds getroffenen?

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Mevrouw Arib heeft in haar bijdrage aangedrongen op het belang van het verhogen van het aantal meldingen. Ik ben het daarmee eens en wij zijn daar al hard mee bezig. Ik heb in het AO al gezegd dat ik zelf naar Frankrijk zal gaan om na te gaan wat Nederland kan leren van de daar bestaande meldplicht en overigens ook van de preventie en de voorlichting aldaar. Het deel van haar motie op stuk nr. 66 dat de regering verzoekt, de Kamer voor 1 september 2008 te informeren over welke acties zijn ondernomen naar aanleiding van de 37 meldingen, kan ik goed volgen. Ik ga ervan uit dat wij tegen die tijd ook de 37 meldingen onderzocht hebben en de Kamer daarover kunnen informeren. Het andere deel van deze motie wordt behandeld door de minister.

De motie-Agema op stuk nr. 67 acht ik overbodig, want wat daarin gevraagd wordt, doen wij al. Misschien doen wij dus toch iets meer dan mevrouw Agema denkt, als zij aangeeft dat wij alleen maar praten. Dat is niet het geval; wij zijn heel actief op zoek naar manieren om het melden te vergroten en wij kijken daar ook heel gericht naar de Franse ervaringen.

Wij kijken ook naar de Engelse ervaringen en dat tipgeld kan daar wellicht ook een rol bij spelen. De motie-Agema op stuk nr. 68 acht ik derhalve overbodig, want dat punt wordt betrokken bij de internationale vergelijking, waarover ik in het AO ook uitgebreid heb gesproken.

Mevrouw Agema (PVV):

Het gaat mij natuurlijk niet om het onderzoeken van de mogelijkheden van het uitloven van tipgeld, maar gewoon om het invoeren daarvan. Ik ga dus een stapje verder en dat vind ik vooral niet overbodig.

In mijn tweede motie gaat het mij bewust om de rol van het AMK. De staatssecretaris noemt voorbeelden uit Frankrijk. Tijdens het algemeen overleg zijn zij en haar collega voortdurend om dat punt heen blijven draaien. Het AMK maakt een bepaalde schifting die volgens mij onterecht is. Daarom heb ik de motie ingediend. Die is dus beslist niet overbodig!

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik verwijs mevrouw Agema naar de toezegging die ik zojuist aan mevrouw Arib heb gedaan. Wij doen er alles aan om de bestaande meldingen te onderzoeken. Wanneer deze aanleiding kunnen geven tot vervolging, zullen wij ze doorgeven aan het Openbaar Ministerie. Mevrouw Agema heeft tijdens het algemeen overleg van de minister van Justitie gehoord dat hij daar voortvarend mee aan de slag wil gaan.

De vraag van mevrouw Schermers over de zusjes zal minister Rouvoet beantwoorden. Mij is een vraag gesteld over de nazorg. Het klopt dat ik met Pharos bezig ben een conferentie te organiseren later dit jaar die met name moet gaan over de medische en psychische gevolgen van genitale verminking. Medische gevolgen zijn bijvoorbeeld dat artsen nog niet altijd weten wat zij moeten doen als vrouwen infecties krijgen en gewoon antibiotica voorschrijven. Psychische gevolgen zijn bijvoorbeeld dat de vrouwen niet serieus genomen worden; zeker als vrouwen later kinderen willen krijgen, kan dat zeer ingrijpend zijn. Op grond van die conferentie zal ik heel nadrukkelijk maatregelen nemen waarbij ook de ervaringen uit de pilots gebruikt zullen worden. Wij zullen in overleg met Pharos en andere groepen bekijken wat wij precies gaan doen. Ik ben graag bereid de Kamer daarover nader te informeren in de volgende voortgangsrapportage die zij aan het einde van dit jaar ontvangt.

Mevrouw Schermers (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Het ging mij er inderdaad om wat er na de conferentie gebeurt. Ik heb nog wel een vraag over een eerdere stap. De staatssecretaris beoordeelde de motie van mevrouw Agema als overbodig. Mevrouw Agema heeft daarna uitgelegd dat het haar gaat om invoering van het tipgeld. Blijft de staatssecretaris bij haar oordeel dat de motie overbodig is?

Staatssecretaris Bussemaker:

Ja, want op grond van wat ik nu weet, denk ik dat de aanpak in Frankrijk wellicht meer soelaas biedt dan het tipgeld. Ik heb al gezegd dat ik ook voornemens ben om, naast mijn bezoek aan Frankrijk waar ik mij echt wil verdiepen in de Franse situatie, ook te leren van andere landen, zoals Scandinavië en Engeland. Ik zal de Kamer bij de volgende voortgangsrapportage laten weten wat wij met die lessen gaan doen.

Mevrouw Schermers (CDA):

Ik geloof dat de staatssecretaris mij niet helemaal goed begrijpt. Wil zij haar oordeel niet wijzigen van "overbodig" naar "ontraden"?

Staatssecretaris Bussemaker:

Die conclusie mag u trekken. Ik vind het op dit moment niet opportuun. Wij hebben namelijk al gezegd dat wij dit soort dingen uitzoeken. Ook de minister van Justitie heeft dat beloofd. In die zin mag u dat ook interpreteren als "ontraden".

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Mevrouw Arib hintte er al even naar dat wij het debat rondom meldplicht, meldrecht en meldcodes langs verschillende sporen voeren. Ik heb bij eerdere gelegenheden vastgesteld dat dat enigszins complicerend is. Dat was bijvoorbeeld het geval bij het algemeen overleg over mijn plan van aanpak met betrekking tot kindermishandeling. Er zijn toen twee moties ingediend door mevrouw Kant en het toenmalig Kamerlid mevrouw Verdonk over het invoeren van een meldplicht. Deze moties zijn door de Kamer verworpen. Later heeft mevrouw Arib, naar ik meen samen met de heer Teeven, een motie ingediend naar aanleiding van een algemeen overleg over huiselijk geweld. Die motie is wel aangenomen. Het kabinet heeft daarop toegezegd dat wij de voor- en nadelen van zo'n meldplicht alsmede de internationale ervaringen daaromtrent voor de Kamer zullen inventariseren. De uitkomsten zullen wij de Kamer in mei in een brief doen toekomen. Omdat er nu drie sporen zijn waarop wij over dit onderwerp spreken, lijkt het mij goed dat het kabinet op basis van de ervaringen zal zorgen voor een meer integraal kabinetsstandpunt over de manier waarop wij omgaan met meldplicht en meldcodes. De toezegging van mei blijft uiteraard gestand. In dat licht zijn wij ook graag bereid om uit te voeren wat mevrouw Arib in haar tweede verzoek vraagt, namelijk om voor 1 september de Kamer te informeren over de mogelijkheid tot invoering van een meldplicht kindermishandeling, waaronder genitale verminking, in Nederland, inclusief een plan van aanpak wanneer tot invoering zou worden besloten. Wij voldoen graag aan dat verzoek, in het verlengde van de toezeggingen die wij eerder hebben gedaan. Ik hoop dat wij dan de verschillende sporen bij elkaar hebben gebracht, zodat wij niet op verschillende momenten vanuit verschillende invalshoeken blijven debatteren.

De heer Kamp (VVD):

Heb ik goed begrepen dat het kabinet al in mei komt met een verhaal over de voors en tegens van de meldplicht en de opvatting van het kabinet over invoering ervan? Nu zegt de minister dat hij geen bezwaar heeft tegen het verzoek in de motie om er voor 1 september mee te komen. Wat schieten wij daar nu mee op?

Minister Rouvoet:

In de eerdere motie van mevrouw Arib en de heer Teeven werd het kabinet gevraagd om voor- en nadelen van een meldplicht te inventariseren. Dat hebben wij toegezegd. Wij hebben de toezegging herhaald om dit in mei aan de Kamer te laten weten. Mevrouw Arib refereert daar nu aan en vraagt de regering vervolgens, de Kamer voor 1 september te informeren over de mogelijkheid van invoering van een meldplicht voor kindermishandeling en een eventueel plan van aanpak. De heer Kamp kent mij en het kabinet goed genoeg. Als wij op basis van de inventarisatie al voldoende weten om een conclusie te trekken over de mogelijkheden, zullen wij dat niet nalaten.

De opmerking van mevrouw Agema dat de overheid mede verantwoordelijk zou zijn voor genitale verminking werp ik namens het kabinet verre van ons. Zij is natuurlijk gerechtigd tot een oordeel over het beleid van het kabinet, maar zoals mevrouw Schermers en anderen hebben aangegeven, is er bij het kabinet een grote mate van urgentie. Je kunt daarna van mening verschillen over de maatregelen, maar het verwijt van mevrouw Agema werpen wij verre van ons. Over de moties van mevrouw Agema heeft de staatssecretaris al het een en ander gezegd.

Mevrouw Agema (PVV):

Al jaren en jaren vindt genitale verminking niet alleen plaats in de vakantielanden, maar ook gewoon in ons land. Tot nu toe is er nog nooit een dader veroordeeld of bestraft. Dat betekent dat de overheid tot nu toe heeft zitten slapen. Het kabinet komt eindelijk in de startblokken. Het wil iets gaan doen, maar veel meer dan voorlichting is dat niet. Ik wacht nog steeds op de allereerste veroordeling. Tot die tijd heeft de overheid niets gedaan. Wat mij betreft, is het kabinet dan mede verantwoordelijk voor wat gebeurt in het land.

Minister Rouvoet:

Mevrouw Agema heeft recht op haar opvattingen. Ik heb al gezegd dat ik die verre van mij werp. Er is veel geïnvesteerd in preventie. Mevrouw Schermers heeft gewezen op het belang van nazorg. Wij zijn daar heel erg mee bezig. Er is in het verleden veel gebeurd. Op het ontbreken van veroordelingen heeft de minister van Justitie in het algemeen overleg gereageerd. Juist in dat licht bekijken wij of in de Nederlandse context de invoering van een meldplicht ons kan helpen. Ik hecht er echter aan om, gelet op de rol van de medewerkers van de AMK's de zware verwijten van mevrouw Agema verre van ons te werpen. Bij de AMK's werken professionals die erop gericht zijn, in het belang van de jeugdigen, in den brede goed en zorgvuldig na te gaan of het nodig is in actie te komen tegen kindermishandeling. Zij bezien of er reden is voor een kinderbeschermingsmaatregel. Ik accepteer niet zo maar dat met één zin al het werk van de mensen in de jeugdzorg en bij de AMK's aan de kant wordt gezet.

Mevrouw Agema (PVV):

Laat ik even duidelijk zijn: het gaat gewoon om u, om de bewindslieden in ons land. Het gaat mij niet om alle mensen die hard werken binnen de kaders die hun gesteld zijn. U maakt die kaders en die deugen niet. De bewindslieden zijn mede verantwoordelijk.

Minister Rouvoet:

Het was mij duidelijk waar mevrouw Agema het over had. Zij maakte echter wel degelijk opmerkingen over de schifting die bij AMK's plaatsvindt. Zij heeft daar grote moeite mee. Ik acht het mijn taak om op te komen voor de professionals.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter. Ik vind dat mevrouw Agema met haar grote woorden de Kamer volkomen belachelijk maakt. Wat zij zegt slaat werkelijk nergens op. De bewindslieden nemen het probleem terecht bijzonder serieus. Er zijn al de nodige dingen gedaan. Zij hebben aangegeven dat zij nog meer willen gaan doen. Daar wordt constructief met de Kamer over gesproken. De woorden die mevrouw Agema gebruikt zijn echt belachelijk.

Minister Rouvoet:

Er ligt nog een laatste vraag van mevrouw Schermers, maar ik onderstreep eerst haar woorden over het belang van versterking van de preventie en het belang van nazorg. Wij zijn daar druk mee bezig, zoals wij in het algemeen overleg uiteen hebben gezet. Concreet vroeg zij hoe het gaat met een eventuele ondertoezichtstelling als al meisjesbesnijdenis heeft plaatsgevonden. Zij sprak met name daarover, maar de vraag kan ook breder worden getrokken. Omdat meisjesbesnijdenis tot kindermishandeling gerekend wordt, zal het duidelijk zijn dat een jeugdbeschermingsmaatregel, een ondertoezichtstelling mogelijk is, als er signalen zijn dat dit dreigt te gebeuren. Zo nodig kan dit gepaard gaan met uithuisplaatsing; de Raad voor de Kinderbescherming kan deze maatregel aanvragen en uiteindelijk beslist de kinderrechter hierover. Wij zijn bezig met het verbreden van de grond voor ondertoezichtstelling. Die is nu: ernstige bedreiging van de ontwikkeling van een kind. Wij maken de drempel lager, opdat ondertoezichtstelling in een eerder stadium mogelijk is. In dit verband bekijken wij uitdrukkelijk ook de mogelijkheid om jongere broertjes en zusjes – in dit geval zijn natuurlijk de zusjes relevant – bij zo'n maatregel te betrekken, als er sprake is van kindermishandeling. De regering heeft ook het voornemen, de rechter de bevoegdheid te geven om ambtshalve, dus ook ongevraagd, ots uit te spreken voor – bijvoorbeeld in dit geval – jongere zusjes, opdat hun dit leed kan worden bespaard.

Mevrouw Schermers (CDA):

Wilt u hiermee zeggen dat bij een geval van meisjesbesnijdenis in een gezin de andere dochters per definitie ook het slachtoffer daarvan dreigen te worden?

Minister Rouvoet:

Natuurlijk moeten de betrokken professionals dit beoordelen, maar als zoiets geconstateerd is, zal er al snel aanleiding zijn om aan te nemen dat dit voor jongere zusjes ook dreigt. Dit kan wel degelijk een grond voor ondertoezichtstelling zijn en ik neem aan dat er dan ook om zo'n maatregel gevraagd zal worden. Uiteindelijk is het dan aan de rechter om te beoordelen of dat in dit geval de aangewezen maatregel is, maar zoals ik al zei, wil de regering dat de rechter in zo'n geval ook tot zo'n maatregel voor die zusjes kan besluiten omdat hij zelfstandig kan beoordelen of dit gevaar ook voor hen dreigt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De Kamer zal volgende week dinsdag over de ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt van 10.37 uur tot 10.50 uur geschorst.

Naar boven