Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 juni 2004 over verhuis- en inrichtingskosten van de huidige bewindslieden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Men laat het breed hangen in de ivoren torens van de ministeries. Met name de inrichtingskosten van de staatssecretarissen en ministers rijzen de pan uit. Er is voor Balkenende I en II meer dan 1 mln euro vertimmerd aan de kamers van de bewindslieden. OCW spant de kroon met € 500.000, terwijl het hier gaat om een nieuw pand. Dat zijn toch bedragen waar de gemiddelde basisschool dol- en dolblij mee zou zijn.

Voorzitter. Huurders die in een herstructureringswoning zitten en daar uit moeten wegens de herstructurering, ontvangen voor de inrichting van hun nieuwe huis, na jarenlange strijd van de fractie van GroenLinks, € 5000. Dat is dan niet bedoeld om één kamer in te richten, maar om een heel huis in te richten. De verhoudingen zijn dus compleet zoek.

Ik zou ook een tip willen geven aan de bewindslieden. Zij zouden na de beëdiging bij elkaar moeten komen en een ruilbeurs houden van meubels die op dat moment beschikbaar zijn in de kamers. Die ruilbeurs is zeker geen rommelmarkt, want het gaat vaak om meubels die een pittig prijskaartje hebben gekregen. Die zijn echt na vier jaar niet versleten. Misschien is het niet helemaal naar de smaak van de bewindslieden, maar daar kunnen zij onderling vast wel uitkomen.

Voorzitter. Ik zou graag wegens dit "big spender"-gedrag dat plaatsvindt op de ministeries de volgende motie willen indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nieuwe bewindslieden een referentiebudget hanteren van € 25.000 voor de inrichting van hun werkkamer, en dat dit referentiebudget door enkele bewindslieden van de kabinetten-Balkenende zelfs fors is overschreden;

overwegende dat een huurder die door sloop of renovatie gedwongen moet verhuizen voor verhuizing, stoffering, schilderkosten en aanleg tuin slechts aanspraak kan maken op een verhuiskostenvergoeding van zo'n € 5000;

van mening dat hier de verhouding volledig zoek is;

verzoekt de regering, in het Voorzieningenbesluit op te nemen dat een nieuwe bewindspersoon maximaal € 5000 uitgeeft aan inrichtingskosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121(29200 XI).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Aan de inleiding van mevrouw Van Gent heb ik niet zo heel veel toe te voegen. De kosten zijn torenhoog. Daar moet paal en perk aan worden gesteld. Ik heb in het algemeen overleg dat wij deze week gevoerd hebben met de minister van OCW en de minister van VROM de vrees uitgesproken dat de opvolger van mevrouw Nijs de kamer die al nieuw was ingericht, opnieuw zou gaan inrichten, omdat het voor iedere televisiekijker wel duidelijk was dat beiden een buitengewoon verschillende smaak hebben als het op kleuren aankomt. Ik kwam de nieuwe staatssecretaris vandaag tegen. Ik heb hem gevraagd of hij inderdaad een andere smaak heeft als het op kleuren aankomt, daarbij denkend aan de inrichting van de kamer die hij heeft overgenomen. Hij bevestigde dat. Ja, hij heeft inderdaad een heel andere smaak als het op kleuren aankomt. Maar gelukkig heeft hij mij ook kunnen geruststellen. Hij zei: ik zal niet kiezen voor nieuw behang en voor nieuwe vloerbedekking. Dus op dat punt hoeft er vandaag geen motie te komen.

Wel wil ik de volgende motie indienen over het vraagstuk in zijn algemeenheid. Dat betreft het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen, omdat er in dat besluit geen enkele norm en geen enkel maximum zit.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kosten voor de inrichting van werkkamers voor bewindslieden in het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen aan geen enkele norm of maximum zijn gebonden;

van mening dat het invoeren van een norm en een maximum wenselijk is om te voorkomen dat de kosten voor inrichting van werkkamers voor bewindslieden onaanvaardbaar hoog oplopen;

verzoekt de regering, te komen met voorstellen om in het Voorzieningenbesluit een norm en een maximering op te nemen voor de kosten die gemaakt kunnen worden voor de inrichting van werkkamers van bewindslieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122(29200 XI).

Minister Dekker:

Voorzitter. Mijn collega van Onderwijs en ik hebben eergisteren naar aanleiding van aan de Kamer gezonden gegevens een uitgebreide uitleg gegeven over de inrichtingskosten van de werkkamers van bewindslieden. Ik vind het dan ook ontzettend spijtig dat mevrouw Van Gent opnieuw uitgaat van € 500.000 bij OCW, terwijl de minister van Onderwijs heel duidelijk heeft verklaard waarom er enerzijds verbouwingskosten en anderzijds inrichtingskosten zijn. Ik kan dan ook niet anders dan de terminologie "big spender"-gedrag afwijzen.

Wat de motie van mevrouw Van Gent betreft, wijs ik erop dat er op dit moment geen referentiebudget van € 25.000 is. Ik ontraad de Kamer dan ook ten zeerste de aanvaarding van de motie om te komen tot het opnemen van een norm van € 5000 in het Voorzieningenbesluit. Ik heb in het algemeen overleg al verklaard waarom een normstelling niet aan de orde kan zijn. Er wordt immers gesproken over verschillende gebouwen in verschillende situaties. Dat moet in acht worden genomen.

Ook de heer Van Bommel heeft gesproken over een norm en een maximering. Ik heb op voorstel van mevrouw Vietsch, wier voorstel werd gesteund door mevrouw Veenendaal, toegezegd dat ik de Rijksgebouwendienst de opdracht zal geven om met een referentiebudget voor de werkkamers van bewindslieden te komen. Dat heb ik inmiddels gedaan. Ik heb daarbij als uitgangspunt geformuleerd dat het een referentiebudget moet zijn naar analogie van de markt: goed, gedegen en representatief voor bewindlieden. Dat heb ik toegezegd en zal ik uitvoeren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik schrik daar een beetje van. U hebt in het algemeen overleg gezegd dat "de markt" niet die is van de sociale huurwoningen of de scholen, terwijl die nog wel een centje kunnen gebruiken, zoals u als minister van Volkshuisvesting weet. Op welk referentiebudget gaat u uitkomen? Mensen moeten van € 5000 een heel huis inrichten. Waarop is het gebaseerd dat ministers en staatssecretarissen elke vier jaar zulke gigantische bedragen kunnen uitgeven? Ik heb ook nog voorgesteld om een ruilmarkt te houden. Dan kunnen bewindspersonen heel democratisch uit wat er is, kiezen wat zij leuk vinden.

Minister Dekker:

In de allereerste plaats is het referentiebudget gewoon gebaseerd op wat te doen gebruikelijk is op de kantorenmarkt. Dat is natuurlijk geen woningbouw noch een school. Wij hebben er uit en te na over gesproken. Uw voorstel over een ruilbeurs is creatief, maar ik zal het niet omarmen. Zo werkt het niet. Ik houd mij aan de afspraken die ik in het algemeen overleg heb gemaakt. Ik heb de Rijksgebouwendienst opdracht gegeven om te komen met een referentiebudget. Het gaat om kantoren. Bij het refereren gaat het dus om de kantorenmarkt, waarbij wordt gekeken naar representativiteit, gedegenheid en een goede inrichting voor bewindslieden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Kunt u daarbij dan ook een overzicht geven van de kantoren en markt waarvan u uitgaat? Er zijn protserig en zeer duur ingerichte kantoren en kantoren die sober zijn ingericht en toch goed functioneren. Ik verzoek u het te differentiëren.

Minister Dekker:

Ik heb u gezegd dat mijn referentiebudget gebaseerd zal zijn op goed, gedegen en representatief. Dat zijn de woorden die ik heb gebruikt in het algemeen overleg. Uiteraard geef ik daarbij aan, naar analogie van welke kantorenmarkt het referentiebudget is bepaald.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, ook over de bij dit debat ingediende moties te stemmen aan het einde van de vergadering.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven